En toch toch hebben juist de grote steden steeds meer te bieden. De winkelcentra uit de omgeving hebben het niet gewonnen, allerlei prognoses van 5-10 jaar geleden ten spijt. Integendeel, er wordt meer gewinkeld in de grote stadscentra dan ooit te voren, er ontwikkelen zich allerlei nieuwe vermaakcentra, soms rond kwalitatief goede horeca, soms op heel andere basis (bijv. het Spuikwartier in Den Haag, met theater, dans, film, bibliotheek en stadhuis, al mag men dat laatste misschien niet tot het vermaakcentrum rekenen). En met dat laatste kom ik tot het tweede thema: het besef van de stad. De Vierde Nota Ruimtelijke Ordening begon als een speeltje van de Rijksplanologische Dienst. Maar toen die er lag en alle problemen van de Nederlandse steden en ook de kansen min of meer theoretiserend aan de orde stelde, bleek dit een gevoelige snaar te raken. Immers de stadsvernieuwing en de volkshuisvesting waren ook in discussie, en de economische kracht van de steden in internationaal verband was toch echt een probleem. En spraken we zoéven al niet over toenemende armoede en werkloosheid. Geef de nota eens handen en voeten werd de vraag aan het (nieuwe) kabinet, en zo ontstond de 'Vinex' (Vierde Nota Ruimtelijke Ordening extra), nog wel niet boordevol geladen met instrumenten, maar toch wel met aanzetten tot beleid. Stedelijke knooppun ten, Vinex-locaties en grote investeringsprojecten kwamen volop in discussie. Iedere stad met zelfrespect wilde 'stedelijk knooppunt' worden en, ook al had de aanwijzing geen directe financiële consequenties, later bleek toch het belang. Bij grotere investeringspro jecten bleken de stedelijke knooppunten over een stevige magneetwerking te beschikken, in sommige rijksbijdrageregelingen werd prioriteit aan stedelijke knooppunten gegeven, het glasvezelnet werd versneld aangelegd en het rijk situeerde nieuwe rijkshuisvestings- projekten voornamelijk in stedelijke knooppunten. De electronic highway is er dan weliswaar nog niet, maar het glasvezelnet ligt er toch maar. Interessant is dat het echt om een besef ging. Besef over het belang van steden in de nationale economie, besef over de noodzaak te investeren in steden, besef ook dat de bestuurskracht in steden en stedelijke agglomeraties te wensen overliet. Men kan niet zeggen dat de suggesties van het WRR-rapport 'de stad en de rand', over decentralisatie, financiële autonomie en bestuursdelegatie naar de grote steden toe worden opgevolgd. Maar in de opeenvolgende nota's 'Besturen op Niveau', de zgn. BON-nota's, werd toch de bestuurskracht in steden, stedelijke agglomeraties en stadsgewesten centraal gesteld. En zo zitten we nu midden in discussies over de 'provincie Rotterdam', het 'regionaal orgaan Amsterdam', dubbelsteden als Arnhem/Nijmegen of Hengelo/Enschede. In de nieuwe Financiële verhoudingenwet zal de positie van de centrumsteden versterkt worden. Het huidige kabinet kent zelfs een 'project-staatssecretaris Grote Steden-beleid' en dit superprojectleider/kabinetslid, Kohnstamm, is hard bezig om met de grote steden conve- nanten af te sluiten over de bestuursdoelstellingen in de komende jaren. Het besef dat de grote steden aparte aandacht verdienen is duidelijk in het kabinet doorgedrongen. Financieel, bestuurlijk, in de werkgelegenheidaanpak en in de aanpak van de allochtonenproblematiek; steeds is het motto 'eerste de grote vier, dan de rest'. Technische ontwikkelingen 47

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1995 | | pagina 70