DE TOEKOMST VAN DE LANDINRICHTING
prof.ir. W.H. de Vos
Inleiding
Het is een goede zaak naar aanleiding van een Snelliuslustrum met bijbehorend lustrum-
boek na te denken over de toekomst van het geodetisch vakgebied en van de geodetische
werkers in een dergelijk vakgebied. In de toekomst kijken is nogal gevaarlijk, zoals ik
merkte toen ik ter voorbereiding enkele publikaties over de toekomst en ontwikkeling van
de landinrichting (toen nog aangeduid met het vertrouwde woord ruilverkaveling) van een
jaar of 15 geleden doorlas.
En wat te zeggen over de eigentijdse visie over de toekomst van de geodeet, geodesie en
landinrichting in het super-actuele Nederlands Geodetisch Plan?
Ik heb wel een eigen toekomstbeeld, waar we ongetwijfeld over 10 jaar smakelijk om
zullen lachen. Of niet?
Om het allemaal uit te leggen dat elke tijd zijn eigen toekomst, doelen en idealen heeft,
begin ik in het verleden (1925) en in stappen van één maal veertig jaar en tweemaal 20
jaar eindig ik in de toekomst (2005).
1925 - 1965: Wetgeving, procedure en werkmethoden
Op het kantoor van het Kadaster in Apeldoorn liggen twee schriftjes uit 1925, waarin de
landmeters O.J. Jonas en J.J. Gorter verslag doen van hun studiereis in Duitsland, die
plaats vond na de totstandkoming van de Ruilverkavelingswet van 1924. Ze geven een
beschrijving van hun dagelijkse belevenissen en maken studie van de uitvoering van de
werkzaamheden in ruilverkavelingen in Duitsland, zoals de uitvoering van de eerste
schatting, de metingen en karteringen, kavelindelingen en kostenverdelingen. Hun
ervaringen werden in ruilverkavelingen in Overijssel, onder andere in de ruilverkaveling
"Noordervechtdijken" toegepast. Reeds in 1925 merken de beide heren op, dat het
nastreven van vereenvoudigingen (in de procedure) in verband met de financiële gevolgen
een gebiedende eisch is...". Ze namen kennis van het nieuwste geodetische instrumentari
um op het gebied van "kaartkunde, luchtfotogrammetrie en ruilverkaveling".
Ze formuleerden ook het inzicht, dat een onzorgvuldige gang van zaken bij het ontwerp
van het toedelingsplan van een ruilverkaveling zal leiden tot veel ingebrachte
bezwaren tegen de toewijzing. De lange duur, de hoge kosten, dit alles zal den landmeter
in de schoenen worden geschoven.
In een feestelijke uitgave van de Ruilverkavelingsbode ter gelegenheid van het 40-jarige
ambtsjubileum van het hoofd van de toenmalige Ruilverkavelingsdienst van het Kadaster,
ir. W.J.J.van Lent, schreef ir. N.H.A. Greve, in die tijd werkzaam bij de directie van de
Technische ontwikkelingen
51