Fig.l. Een digitaal hoogtemodel van een groeve
zogenaamde breuklijnen. In totaal worden per stereopaar circa 3 tot 5000 metingen
verricht. Het daaruit afgeleide DHM, dat veelal zo'n 10.000 punten bevat, wordt door
interpolatie bepaald.
In tegenstelling tot een operateur meten matching algoritmen zoveel mogelijk punten. Het
aantal punten kan daarbij tot een miljoen per stereopaar oplopen. Dit is nodig om een
goede betrouwbaarheid van het afgeleide DHM te garanderen, maar ook om de vorm van
het terrein goed te kunnen beschrijven. Matching algoritmen hebben namelijk niet de
mogelijkheid om breuklijnen te herkennen voordat de metingen hebben plaatsgevonden.
Breuklijnen in het landschap worden dus impliciet door de grote hoeveelheid gemeten
punten geregistreerd.
Aan het begin van de ontwikkeling van matching algoritmen was men er nog niet zo
zeker van of de snelheid van de automatische DHM-meting wel hoog genoeg zou zijn om
met een handmatige meting te kunnen concurreren. Inmiddels is de computertechnologie
zover voortgeschreden, dat de automatische DHM-meting zelfs sneller is, al moet daarbij
gezegd worden dat de snelheidsmetingen vaak met de nieuwste en duurste workstations
verricht worden.
Belangrijker is echter dat ook de precisie van de automatische DHM-meting die van een
handmatige meting kan evenaren. Voor DHM's wordt de standaardafwijking gewoonlijk
uitgedrukt in een promillage van de vlieghoogte, waarbij 0.1 promille ongeveer als de
norm geldt. Bij een vlieghoogte van 1000 meter komt dit dus overeen met een standaard
afwijking in de hoogtemetingen van 10 cm. Deze precisie is ook met de digitale foto-
Geodesie wereldwijd
76