Vuur
en aldus de economische groei te bevorderen. De doelbinding van
gegevensbestanden bij de overheid wordt daarom sterk benadrukt: koppeling
van de bestanden met andere bestanden binnen de organisatie of daarbuiten is
alleen toegestaan voor zover verenigbaar met de publieke taak. Alleen indien de
markt niet zelf in bepaalde informatie voorziet, die wel van groot maatschappelijk
belang wordt geacht, kan toestemming worden gegeven om bewerkingslagen
uit te voeren om bestanden geschikt te maken voor de markt. De evaluatie van
de verzelfstandiging van het Kadaster in hetzelfde jaar stond sterk in het licht van
dit kabinetsstandpunt: het breed toegankelijk maken van kadastergegevens voor
de markt wordt een wettelijke taak van deze Dienst.
Heikel punt in deze beleidsnota's bleef de kwestie van de prijs die voor de gegevens
maa worden gevraagd. Jarenlang gold immers binnen de overheid het
profijtbeginsel, waardoor burgers reële bedragen moesten betalen voor diensten
van de overheid. Wordt echter aangenomen dat op het verstrekken van gegevens
de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) van toepassing is, dan zal als
tegenprestatie ook slechts een bedrag ter hoogte van de verstrekkingskosten
mogen worden gevraagd. Ook hierin heeft het kabinet een standpunt ingenomen
in de dit jaar verschenen Beleidslijn naar optimale beschikbaarheid van
overheidsinformatie. Met uitzondering van de wettelijk geregelde registraties zoals
bijvoorbeeld de automatische kadastrale registratie (AKR) en de Gemeentelijke
Basisadministratie (GBA) kunnen overheidsorganisaties bij gegevensverstrekking
nog slechts verstrekkingskosten in rekening brengen.
In dit verband dient ook het speciaal op de burger gerichte initiatief van het
gemeentelijk vastgoedloket 2000 genoemd te worden. Dit concept voorziet in
de mogelijkheid dat een burger bij een reëel of virtueel loket op lokaal niveau
alle informatie betreffende onroerende zaken kan verkrijgen en daarvoor zich
niet meer hoeft te richten tot verschillende loketten bij verscheidene overheden.
De nationale geo-informatie-infrastructuur
In de structuurschets vastgoedinformatie van Staatssecretaris Heerma (1 992) werd
reeds een aanzet geschetst voor een nationale infrastructuur op dit gebied.
Uitgegaan werd van vier kernbestanden van administratieve gegevens met
bijbehorende identificator (nummer), betreffende personen, niet natuurlijke
personen, percelen en gebouwen, die onderling gerelateerd zouden moeten
worden en gecompleteerd met een geografisch kernbestand van 110.000. Dit
idee wordt binnen de sector nog steeds als essentieel omarmd. Veel is intussen
ook gerealiseerd. Zo kreeg reeds in 1 992 de AKR een wettelijke basis, is er een
wettelijk geregeld digitaal basisbestand ontstaan voor persoonsgegevens (GBA
1994), en kreeg het digitale Handelsregister een wettelijke basis (1996). Niet
werd gerealiseerd een gebouwenregistratie die onder de verantwoordelijkheid
van de gemeenten tot stand moest komen. Het grootste probleem vormt daarbij
het aangrijpingspunt van de registratie (wat wordt er geregistreerd) en het grote
aantal (zelfstandige) gemeenten dat daarbij betrokken is. Ook de realisatie -
maar vooral de noodzakelijke bijhouding - van het geografisch kernbestand
stuitte op problemen.
Wel werden er belangrijke andere initiatieven genomen die resultaat hadden. Zo
kwam in een netwerkachtige organisatievorm waarin private bedrijven,
nutsbedrijven, het Kadaster en gemeenten participeerden toch een landelijk
dekkend grootschalig basisbestand, de GBKN, tot stand. Een bijdrage aan de
infrastructuur werd ook geleverd door de vorming van een nationaal clearinghouse
geo-informatie (NCGI) op initiatief van de Ravi, ook al blijkt dit nog moeilijk op
eigen benen te kunnen staan.
Grote voortgang werd de afgelopen jaren geboekt in het al sedert eind jaren
tachtig lopende VROM-project (Volkhuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer) van de registratie van publiekrechtelijke beperkingen op onroerende
163