Lustrumboek "The 5th Element"
het grondbeleid. Door de hogere woningprijzen stijgt de residuele grondwaarde.
Omdat de verwervingsprijs als regel lager is dan deze residuele grondwaarde,
kunnen projecten sneller rendabel kunnen worden uitgevoerd. Ook bij
herinrichtingsprojecten neemt de financiële ruimte in de grondexploitatie toe. De
noodzaak voor overheidsbijdragen neemt daarom ook af, zeker gegeven het feit
dat een steeds groter deel van de nieuwe woningvoorraad gerealiseerd wordt in
die sectoren van de woningmarkt waar de bovengenoemde marktwerking direct
voelbaar is. Soms kan zelfs aanzienlijk verdiend worden.
Marktpartijen spelen een steeds grotere rol, ook in de grondexploitatie. Door het
innemen van posities kan de bouwproductie worden veiliggesteld, de financiële
risico's zijn beperkt (zeker gegeven de hiervoor geschetste ontwikkelingen) en er
kan optimaal geprofiteerd worden van de hoge verkoopprijzen van vastgoed.
Soms stimuleren overheden dat marktpartijen meedoen. Door deze nieuwe
marktsituatie zijn de mogelijkheden die de overheid heeft om te sturen, aanzienlijk
afgenomen. Doordat actief grondbeleid minder vaak tot de mogelijkheden
behoort, kan minder vaak vanuit een privaatrechtelijke eigendomspositie gestuurd
worden. Door de verminderde overheidsbijdragen, zijn de mogelijkheden om te
sturen met financiële middelen ook afgenomen. En tenslotte betekent ook de
afname van door woningbouwcorporaties te realiseren woningen in de sociale
sector een indirecte afname van de overheidsinvloed. Genoemde ontwikkelingen
vragen daarom een herijking van het overheidsinstrumentarium en een andere
inzet hiervan.
Overzicht veranderingen
De tweede helft van de jaren negentig hebben, voor wat betreft het juridisch en
bestuurlijk kader voor stadsinricnting op rijksniveau, in het teken gestaan van
enerzijds uitvoering en anderzijds herbezinning op een aantal uitgangspunten.
Voor wat betreft de ontwikkelingen rond uitbreidingslocaties zijn de uitvoering
van het VINEX-beleid (Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra), de actualisatie
van de VINEX (VINAC) en de totstandkoming van de Vijfde Nota over de ruimtelijke
ordening van belang. Voor het binnenstedelijk gebied is de Nota Stedelijke
vernieuwing relevant, alsmede een aantal specifieke projecten (zoals het Stad en
Milieuproject, het programma Stimulering Intensief Ruimtegebruik en de aanwijzing
van nieuwe sleutelprojecten).
Op het terrein van het instrumentarium zijn in de eerste plaats de ontwikkelingen
rond de Wet op de Ruimtelijke Ordening van grote invloed. Voor wat betreft het
grondbeleidsinstrumentarium zijn relevante veranderingen opgetreden in de Wet
voorkeursrecht gemeenten en de onteigeningswet, en loopt er nog steeds een
discussie rond verbetering van het kostenverhaal. Ook op het terrein van het
subsidie-instrumentarium hebben belangrijke ontwikkelingen plaatsgevonden, met
name in de subsidiemethodiek. De bij de VINEX-uitvoeringsconvenanten gekozen
weg, vindt nu navolging in het stedelijke vernieuwingsbeleid. Tenslotte zijn de
ontwikkelingen rond de bestuurlijke organisatie van belang. Hierna wordt op
deze veranderingen nader ingegaan.
Ontwikkelingen in rijksbeleid rond uitbreidingslocaties
Begin jaren negentig is de VINEX tot stand gekomen. In het verlengde van de
VINEX zijn in diverse regio's uitvoeringsconvenanten gesloten tussen rijk, betrokken
provincie, regio en betrokken bouwgemeenten. Op basis van deze
uitvoeringsconvenanten is gestart met de realisatie van een groot aantal VINEX-
locaties. De realisatie gaat financieel voorspoedig, mede door de gunstige
woningmarktsituatie. Wel is de productie later dan beoogd op aana gekomen.
De looptijd van de VINEX-contracten is van 1 995 tot 2005; in de afgelopen vijf
jaar is gewerkt aan de actualisering van de afspraken. Deze liggen in de lijn met
de eerder gemaakte afspraken. Min of meer parallel daaraan zijn ook de eerste
stappen gezet op weg naar een Vijfde Nota op de Ruimtelijke Ordening (VIJNO);
166