Hoe permanent is permanent? Lustrumboek 'The 5th Element" stations data handmatig moeten downloaden omdat de telecommunicatie- apparatuur nog niet gereed was. De data van het netwerk wordt door drie groepen geanalyseerd, namelijk door SOPAC en USGS die de GAMIT (GPS at MIT) software gebruiken en door JPL met behulp van de GIPSY software. USGS verricht quasi-real time analyse, iets wat goed past bij haar taak om in het geval van een zware aardbeving zo snel mogelijk aan te geven waar de grootste deformatie (schade) heeft plaats gevonden. Nu de completering van SCIGN in zicht komt, worden nieuwe initiatieven ontplooid voor een nog groter, geïntegreerd netwerk (PBO, Plate Boundary Observatory) bestaande uit GPS ontvangers, strain-meters en seismografen. Hoewel dit een initiatief is vanuit de Verenigde Staten, zou dit netwerk idealiter het hele westen van Noord Amerika en Mexico moeten bestrijken. In de zones met de grootste seismische activiteit zou de afstand tussen de stations niet meer dan 10 kilometer moeten bedragen. Dit betekent dat het netwerk 1000 stations zal tellen. Dit initiatief, dat breed gedragen wordt door vrijwel alle instituten die zich op dit moment bezig houden met de bepaling van aardkorstdeformatie in de Verenigde Staten, heeft een grote kans om binnen enkele jaren gefinancierd te worden door het NSF. Naast grondgebonden waarnemingstechnieken met een hoge resolutie in tijd, zal ook INSAR een grote rol gaan spelen, omdat deze techniek een hogere ruimtelijke resolutie heen dan GPS en strain-meters. Wanneer men het heeft over permanente GPS stations, kan men zich afvragen hoe lang deze stations in stand gehouden zullen worden. Naast de kosten voor de installatie van een station zijn er ook kosten voor onderhoud en vernieuwing en de kosten voor het daadwerkelijk waarnemen, downloaden en archiveren van de data (telefoonlijn, energie, media). Voor zover het de wetenschappelijke doeleinden betreft, hoeft de waarnemingsreeks niet tot in de eeuwigheid voortgezet te worden. Wanneer de tijdsreeks een bepaalde lengte heeft, zal verdere voortzetting van de waarnemingsreeks slechts een marginale verbetering in de precisie van de vastgestelde snelheden van de stations geven. Hierbij wordt er dan wel van uitgegaan dat de snelheden over de menselijke tijdschaal niet substantieel veranderen. Omdat de permanente netwerken voor het grootste gedeelte worden gefinancierd uit wetenschapsfonden, mag men ervan uit gaan dat deze vorm van financiering in een tijdsbestek van 10 tot 20 jaar zal opdrogen. Stations zullen dan worden ontmanteld, tenzij er financiering uit andere bronnen wordt gevonden. Dit zou bijvoorbeeld kunnen komen vanuit de hoek van "hazard prevention", dat voor wat betreft aardbevingsrisico's in de VS via de USGS loopt. Op dit moment heeft deze instantie hier echter niet voldoende fondsen voor. Verder zullen stations in dichtbevolkte gebieden meer kans hebben op voortzetting dan de stations die in, in de VS in overvloed aanwezige, relatief lege natuurgebieden staan. Een andere vorm van voortgezette financiering kan vanuit de geodetische infrastructuur komen, namelijk voor (mede-)gebruik als referentiestation. Ook hier geldt echter dat daar in aun bevolkte streken niet zo veel behoefte aan is. Een derde mogelijkheid is financiering vanuit de meteorologie. Op dit moment wordt in het midden-westen van de Verenigde Staten, een gebied dat regelmatig geteisterd wordt door verwoestende wervelstormen, een netwerk (FSL, Forecast Systems Laboratory) opgebouwd dat wordt gebruikt om de hoeveelheid water in de troposfeer te bepalen; deze methode is goedkoper dan bestaande methoden. Zuid-Californië is wat betreft het weer helaas een relatief veilige regio. De verwachting is dan ook dat de permanente netwerken in Californië op de lange duur weer ingekrompen worden en de verspreiding van de stations zich zal concentreren in de stedelijke gebieden. 200

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 2000 | | pagina 210