Analyse van de data
[18].
Vuur
De kwaliteit van de data zelf, dus afgezien van mogelijke incomplete registratie
van veranderingen in monument en in hard- en software, is afhankelijk van de
tijd waarin het verzameld is. De ontwikkeling van ontvangers en de implementatie
van SA (Selective Availability) en AS (Anti-Spoofing) hebben gezorgd voor
inhomogene data. Met name de implementatie in 1 994 van AS betekende een
verslechtering van de GPS pseudo-range data. In het AS-vrije tijdperk was de
kwaliteit van de pseudo-ranae data van dien aard, dat de integerwaarden van
de fase-meerduidigheden relatief eenvoudig met behulp van de geometrie-vrije
methode [19][10] bepaald konden worden. Een succesvolle bepaling van de
meerduidigheden resulteert in een verbetering van de precisie van de coördinaten
Met de implementatie van AS konden sommige ontvangers de fase-waarnemingen
op de tweede frequentie (de L2) enkel nog meten met behulp van een squaring
techniek, wat tot gevolg had dat de golflengte van dit signaal halveerde. Dit,
samen met de verslechterde precisie van de pseudo-range waarnemingen, maakte
de bepaling van de meerduidigheden een stuk lastiger. Selective Availability is
per 1 mei 2000 afgeschaft, en ook AS wordt over enkele jaren definitief afgezet.
Voor de bepaling van de snelheid waarmee stations zich ten opzichte van elkaar
bewegen is de lengte van het tijdspan waarvoor posities beschikbaar zijn,
belangrijker dan het aantal posities. Dus hoewel we steeds meer kwalitatief goede
data tot onze beschikking hebben, blijft de oude data erg belangrijk.
Een bijkomende moeilijkheid is dat de posities die uit de dagelijkse analyses
komen, ook over kortere perioden van bijvoorbeeld een jaar, systematische
fluctuaties vertonen die noa niet volledig worden begrepen. Ook blijken analyses
gemaakt door verschillende groepen met dezelfde software niet altijd overeen te
stemmen, een fenomeen wat nog meer speelt wanneer er twee verschillende
programma's worden gebruikt. Helaas is de ontwikkeling van de software en de
daadwerkelijke verwerking van de data vaak ontkoppeld, wat een analyse van
de subtiele verschillen aanzienlijk bemoeilijkt. De meeste groepen gebruiken één
van de drie bekende GPS-verwerkingssoftwarepakketten, namelijk de Bernese
software (Universiteit van Bern), GIPSY (Jet Propulsion Laboratory) en GAMIT
(MIT/UCSD) als een "black box", waarbij de voornaamste interesse niet ligt in de
bepaling en kwaliteitsbeschrijving van coördinaten (geodesie), maar in de (voor
geldschieters meer zichtbare) geofysische interpretatie van de verandering van
coördinaten in de tijd.
Er is de laatste jaren veel onderzoek gedaan naar de beweging van de
monumenten zelf [7][9][20]. Sommige monumenten blijken kleine chaotische
bewegingen te ondergaan, een effect wat moeilijk in rekening te brengen is.
Mogelijke oorzaken hiervoor zijn de stand van het grondwaterpeil en
weersinvloeden (temperatuur). In SCIGN zijn twee stations opgenomen (de eerste
twee stations van PGGA) die op een afstand van 50 meter van elkaar gelegen
zijn. Dit maakt het mogelijk om dit soort effecten in ieder geval te monitoren.
Met de komst van steeds meer verschillende ontvangers en antennes werd in het
midden van de jaren negentig duidelijk dat door het mengen van verschillende
antennetypen in een netwerk, ongewenste artefacten in de resultaten werden
geïntroduceerd. Het vervangen van het ene type antenne door een ander type
bleek een hoogteverandering van enkele centimeters te kunnen veroorzaken. Dit
bleek grotendeels te kunnen worden ondervangen door het modelleren van het
antenne-fasecentrum, wat voor de meeste antennetypes sterk elevatie-afhankelijk
bleek te zijn [8] 1 6].
Andere factoren die het fasecentrum beïnvloeden zijn bijvoorbeeld de ophoping
van sneeuw op en rond de antenne of water in de multipath beperkende ("choke
ring") antennes. Dit kan worden voorkomen door het plaatsen van een koepel
("dome") over de antenne, wat op zichzelf ook weer een verandering in het
fasecentrum teweeg brengt, die gemodelleerd moet worden.
201