Lustrumboek "The 5th Element"
Wanneer met ^en andere oonpok von toedelingsonderzoek ols het wore kon worden
uitgezoomed ten opzichte van het gebruikelijke detailniveau, dan is het interessant
om na te denken hoe op twee voor het Kadaster nieuwe schaalniveaus diensten
kunnen worden aangeboden. De twee nieuwe niveaus betreffen dan een macro-
en meso-niveau, wanneer het gebruikelijke projectniveau gemakshalve als
microniveau wordt gedefinieerd.
Macroniveau: dit is het niveau van een zeer groot gebied (deel van een provincie,
een regio) waarin zich diverse ruimtelijke ontwikkelingen aandienen. Vraagpunt
daarbij kan zijn of in de verkavelingssituatie verbetering nodig is en/of via gerichte
maatregelen te bereiken is. Bij de reconstructie concentratiegebieden is het denkbaar
dat voor de zogenaamde "witte gebieden" - die delen van de concentratiegebieden
die niet in een landinrichtingsproject of een WCL-gebied3 liggen of anderszins
vanuit gebiedsgericht beleid reeds in beeld zijn - wordt nagegaan of het ruilplan
(krachtens de reconstructiewet) dient te worden toegepast en welke blokbegrenzingen
dan het beste kunnen worden vastgesteld. Kan hierbij toedelingsonderzoek met
inbreng van milieurandvoorwaarden veel nieuw inzicht bieden aan bestuurders?
Meso-niveau: als uitwerking van het macroniveau kan voor mogelijk vastgestelde
herverkavelingsblokken nader onderzoek worden gedaan naar mogelijke
bedrijtsverplaatsingen, ook tussen blokken, en zou het aankoopbeleid van BBL
meer ondersteund kunnen worden door gerichte adviezen over aankoop van
gronden.
Microniveau, dit niveau betreft het reeds hiervoor beschreven gedetailleerde
toedelingsonderzoek, dat wordt uitgevoerd wanneer al sprake is van een afgebakend
project. De diversiteit in dit gedetailleerde onderzoek kan groot zijn en dient zich in
de komende jaren nog mee te ontwikkelen met de wensen vanuit een planmatige
aanpak van kavelruilprocessen en vanuit de zich ontwikkelende wettelijke
herverkaveling onder de nieuwe wetgeving.
Intensieve veehouderij
De veehouderij speelt in de Nederlandse landbouwsector een grote rol. De
hoeveelheid veevoer die voor de in Nederland gehouden dieren nodig is, kan
echter niet volledig op ons grondgebied verbouwd worden. Veel veevoer wordt uit
het buitenland geïmporteerd. Grote delen van de veehouderijsector worden dan
ook met termen als niet-grondgebonden, industriële of intensieve veehouderij
aangeduid. Hoewel dus vaak een (groot) deel van het veevoer niet van het eigen
bedrijf afkomstig is, werd niet zo lang geleden wel alle geproduceerde mest op de
eigen grond verwerkt; onafhankelijk van de hoeveelheid per hectare. Dit bracht
flinke milieuproblemen met zich mee. Om deze aan te pakken zijn de verschillende
vormen van milieubelasting steeds strenger gereguleerd. Zo is geregeld hoeveel
kilogram fosfaat en stikstof jaarlijks per hectare mag worden uitgereden. Ook zijn
er nog eisen gesteld aan de manier waarop de mest in de grond komt, zodat
uitspoeling zoveel mogelijk wordt voorkomen. De gewassen moeten deze
hoeveelheid mest zelf geheel kunnen gebruiken, omdat anders overmatig fosfaat
uitspoelt in het oppervlakte en grondwater en daar grote problemen veroorzaakt.
Om verdere uitbreiding van het mestoverschot te voorkomen, werd voor ieder
bedrijf een maximale mestproductie vastgesteld (gebaseerd op het aantal dieren
dat in een bepaald jaar aanwezig was). Deze hoeveelheden worden ook wel
mestproductierechten genoemd en zijn te onderscheiden in grondgebonden en
niet-grondgebonden mestproductierechten.
3 WCL waardevol cultuurlandschap
28