Aorde z Laseraltimetrie Bij laseraltimetrie vliegt een vliegtuig in banen over het te scannen gebied (zie figuur 2). Per baan kan ongeveer een strook van 600 meter breed worden afgetast. Het vliegtuig zendt lasersignalen uit naar de grond en vangt de teruggekaatste stralen weer op. De tijdsduur die een signaal onderweg is geweest, geeft de afgelegde afstand aan en daarmee de relatieve hoogte van het gemeten punt in het landschap. Om nu de absolute hoogte van dat punt t.o.v. NAP te bepalen moet de positie en de stand van net vliegtuig bekend zijn. De positie van het vliegtuig wordt bepaald via het Global Positioning System (GPS). Hiertoe wordt op een afstand van maximaal 20 km van het vliegtuig ook een GPS-grondontvanger opgesteld. De berekeningen worden voor de stand van het vliegtuig gecorrigeerd met behulp van het Inertial Navigation System (INS) dat gebruik maakt van een gyroscoop. De vlieghoogte, de snelheid van het vliegtuig en de frequentie van de laserpulsen bepalen hoe gedetailleerd de metingen zijn. Kengetallen voor het AHN zijn: een gemiddelde vlieghoogte van 1 000 meter, een snelheid van 250 kilometer per uur en een frequentie van 5000 hertz. Voordat de opbouw van het AHN voor een bepaald gebied begint moeten de toekomstige eigenaars tot overeenstemming komen over de specificaties van het hoogtebestand (begrenzing, puntdichtheid) en de kostenverdeling. Als deze is bereikt komt de MD in actie. De opdracht voor het vliegen en processen van de gegevens wordt aan het bedrijfsleven verstrekt. Bedrijven die aan het AHN werken worden intensief begeleid en de opgeleverde producten uitvoerig gecontroleerd. Indien goed bevonden worden de bestanden geleverd aan de participanten. Y GPS „Y Laser Scanner 37

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 2000 | | pagina 50