Aarde
3 Gebouwenregistratie
Historie
Het vastleggen van gegevens over gebouwen is geen nieuw verschijnsel.
Bebouwing heeft altijd een belangrijke rol gespeeld bij de oriëntering en
beeldvorming en is op vrijwel iedere kaart terug te vinden, als gebouw of op
kleinschaliger kaarten als steden en dorpen. Op oudere kaarten ziet men
vaak dat de cartograaf er bij deze kleinschalige kaarten voor koos om de
stad of dorp als gebouw of verzameling gebouwen weer te geven.
Ook het heffen van belasting over gebouwen is niet nieuw, en alhoewel de
waarderingscriteria aan verandering onderhevig zijn, zijn er altijd bepaalde
gebouwkenmerken die als waardebepalend werden gezien en die dan in een
registratie werden opgenomen. Dit gebeurde soms in een eenmalig document,
soms ook in een uitgebreider systeem. Bij de oprichting van het Kadaster in
1 832 werd het al dan niet bebouwd zijn en de aard van de bebouwing in de
registers opgenomen. Ook hier was de belastingheffing de drijvende kracht
achter het opzetten van de registratie.
In de 20e eeuw begonnen ook andere gronden een rol te spelen bij de opzet
van een gebouwenregistratie. Zo begonnen veel gemeenten met het opzetten
van een woningcartotheek, waarbij niet zozeer de belastingheffing het doel
was, maar de registratie eerder vanuit beheersoogpunt werd opgezet.
Voor de geometrische vastlegging van gebouwen heeft de GBKN
(grootschalige basiskaart Nederland: topografie) een belangrijke rol gespeeld.
Hierbij vormde de behoefte aan één uniforme basisregistratie de belangrijkste
drijfveer. De digitale kadastrale kaart als een geometrische representatie van
de kadastrale administratie vormt daarbij een belangrijk ijkpunt.
Gemeenten beschikken tegenwoordig over huisnummerkaarten en recentelijk
heeft Kadata het Adres-Coördinaten bestand Nederland (ACN) op de markt
gebracht, waarbij voor ieder PTT-adres ook een xy-coördinaat is vastgelegd.
Kortom, een groot aantal ingrediënten voor een gemeentelijke
gebouwenregistratie is aanwezig.
Een aantal gemeenten heeft op eigen initiatief bovendien al een systeem
opgezet onder de noemer gebouwenregistratie. De invulling hiervan verschilt
echter per initiatief.
Wat wil men nu eigenlijk?
Deze verschillen in initiatieven brengen ons gelijk op een van de belangrijkste
discussiepunten aangaande de invoering van een landelijke
gebouwenregistratie. Vanuit beheersoogpunt heeft een gebouwenregistratie
belangrijke relaties met de gemeentelijke organisatie. Vanuit deze gedachte
bestaat er bij veel gemeenten de behoefte om beheer, opslag en bijhouding
in de eigen organisatie uit te voeren. Uit het oogpunt van consistentie en
kwaliteitscontrole valt er ook te pleiten voor een centrale opslag en beheer.
Ook zal bij complexe geometrische bevragingen op de topografie de
technische infrastructuur in de huidige situatie lang niet altijd toereikend zijn.
Over deze vraag, een centrale of een decentrale opslag en beheer, zal nog
onderzoek verricht moeten worden wil men een gefundeerde afweging kunnen
maken. Wel zijn er in de markt interessante initiatieven te zien. Internet, Intranet
en Extranet toepassingen maken beheer in service technisch goed mogelijk.
Zowel voor het gegevensbeheer, als voor applicatiebeheer. Het heeft er dan
ook alle schijn van dat de praktijk de theorie in dit opzicht wel eens zou
kunnen inhalen. Dat schijnt overigens een bekend fenomeen te zijn in de
New Economy.
47