Aorde
Modelruis
59
de analyse van het Tietjerksteradeel/Suawoude veld bleek dat voor alle peilmerken
waar een afwijkend gedrag werd geconstateerd tijdens gaswinning én waar een
peilmerkhistorie voorhanden is, deze toentertijd reeds afwijkende daling
vertoonden. Dit is de best denkbare aanwijzing dat de toetsing goed functioneert.
Idealiter zou een algemeen toepasbare correctie voorde autonome bodemdaling
op de gemeten bodemdaling aangebracht moeten worden. Dit zou op twee
manieren gedaan kunnen worden:
1Deze correctie kan berekend worden op basis van peilmerkdalingssnelheden
voorafgaand aan gasonttrekking. Dit kan echter niet zonder een aantal aannamen
te doen. Het belangrijkste is dat de peilmerkdaling zoals die voorafgaand aan
gasonttrekking optrad op éénzelfde wijze doorzet tijdens de duur van de
gasonttrekking. Deze aanname is enerzijds aan de voorzichtige kant omdat de
meeste ruilverkavelingsprojecten, waarbij grondwaterstandaanpassingen zijn
doorgevoerd, na de zestiger jaren zijn uitgevoerd. Anderzijds is het onwaarschijnlijk
dat deze peilmerkdaling sterk ruimtelijk correleert omdat de lokale
omstandigheden (fundering, ondiepe geologie) van peilmerk tot peilmerk sterk
kunnen verschillen.
2. Op basis van de reeds gekarteerde ondiepe geologie kan tesamen met de
ontwateringsgegevens middels geotechnische modellen bodemdaling worden
uitgerekend. De nauwkeurigheid van deze modellen is echter niet zo groot, zelfs
bij het beschikbaar hebben van alle gegevens bedraagt de precisie (2a) 35%
van de berekende bodemdaling. Een ander belangrijk argument is echter dat de
funderingsgegevens van de peilmerken zoals funderingsaiepte, -belasting en -
type over het algemeen niet bekend zijn.
Als alle alternatieve hypotheses getoetst zijn -waaronder voornoemde autonome
lineaire bewegings- en de globale toets wordt verworpen zonder dat er nog
duidelijke uitschieters in de toetsquotiënten zijn aan te wijzen, wordt via het
ophogen van de modelruis het mathematisch model sluitend gemaakt. De
volgende functie heeft hierbij zijn nut bewezen in de analyse van het
Dit geeft de modelruis van een hoogteverschil tussen peilmerk i en j met onderlinge
afstand L weer op tijdstip t, t1 is het eerste tijdstip waarop het hoogteverschil is
waargenomen en L is de correlatie lengte. Na toepassing van een Gmvan 0.5
mm//"jaar met een correlatie lengte van 3 km was het globale toetsquotiënt
gelijk aan 1
Omdat de oorzaak van bodemdaling door gasonttrekking nou eenmaal op zo'n
3000 meter diepte ligt, lijkt het nog steeds logisch dat deze gecorreleerd is in
plaats. Ook tijdscorrelatie ligt voor de hand omdat het drijvende mechanisme -
de geleidelijke depletie van het reservoir- zich over tientallen jaren uitstrekt.
Duidelijk is dat geen sluitend model wordt verkregen als voornoemde functie de
resterende discrepantie tussen metingen en model niet goed beschrijft.
Met collocatie, ook vaak als kriging aangeduid, is het vervolgens mogelijk om
deze trendafwijkingen naar een willekeurige positie op een willekeurig tijdstip te
interpoleren. Bodemdaling door gaswinning wordt dan gegeven door de som
van het model en de gecolloceerde trendafwijkingen, ook wel signaal genoemd.
Collocatie kan echter alleen worden toegepast als het signaal constant is en
gemiddeld gelijk is aan nul.
Tietjerksteradeel/Suawoude vpW-
2