Satellietaltimetrie Het verwerken van de altimetriedata. Lustrumboek 'The 5th Element" de Grote Oceaan is het ontbreken van vis. De vissers van Peru hadden deze fluctuatie in vispopulatie honderden jaren geleden al bemerkten het verschijnsel El Nino genoemd. Naar het kerstkind, omdat de perioden zonder vis altijd rond kerst plaatsvonden. Ook het voorkomen van orkanen op de Grote Oceaan en op de Golf van Mexico kan grotendeels aan het El Nino verschijnsel worden toegeschreven. Zelfs in Nederland is een lichte correlatie tussen neerslaghoeveelheden in het voorjaar en El Nino aangetoond. Met behulp van een radarzender en -ontvanger op een satelliet kan de afstand tussen de satelliet en het aardoppervlak bepaald worden. Op het land reflecteert het radiosignaal niet goed genoeg, dus alleen oceanen en grote ijsoppervlakten kunnen gedetecteerd worden. Het oppervlak van de oceaan is bij benadering een equipotentiaalvlak, de zogenaamde geoïde. Externe krachten als getijden, wind, luchtdruk en zoutgehalte zorgen voor nog een klein verschil tussen geoïde en *e®°PPerv'a'c c'e zo9enaamde zeeoppervlakte-topografie. Met behulp van modellen voor de satellietbaan en de geoïde, kan met altimetrie een vrij nauwkeurige bepaling van de zeeoppervlaktetopografie gedaan worden. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van data van de satellieten TOPEX/Poseidon (NASA/CNES) en ERS-2 (ESA), beide met hun eigen baan en apparatuur. Data van beide satellieten is opgeslagen in de DEOS-database genaamd RADS (Radar Altimetry Database System), en bestrijkt vele gigabytes. Na toepassing van verscheidene correcties als instrumentele fouten, atmosferische correcties en getijdenverstoring, kan voor de positie van de satelliet een schatting gemaakt worden van de zeetoestand voor een bepaald tijdstip. Omdat beide satellieten maar op een plek tegelijk kunnen zijn en hun banen repeterend zijn, elk met hun eigen frequentie, moet er zowel in tijd als plaats geïnterpoleerd worden. Voor beide satellieten, TOPEX en ERS-2, is in dit onderzoek gekeken hoe dit het beste gedaan kan worden. Met behulp van de variogrammenmethode bleek dat een exponentiële gewichtsfunctie voor een afstand tussen 0 en 4 graden de beste interpolatiemethoae is. De interpolatiefunctie in tijd is een constante functie, dat wil zeggen een constant gewicht voor metingen op verschillende tijdstippen. Beide interpolatiemethoden qelden zowel voorTOPEX als voor ERS-2. Op deze manier kan er dus een kaart van de zeehoogten voor elk tijdstip gemaakt worden. Al snel valt te zien dat deze zeehoogten steeds tussen de 1,5 en -1,5 meter liggen, met een vrij constant patroon in de tijd. Een gemiddelde zeetoestand, grotendeels veroorzaakt door, doorwind opgewekte stromingen, zit nog steeds in de data. Door deze gemiddelde zeetoestand af te trekken van de zee hoogte ka art op een bepaald tijdstip kunnen temporele veranderingen veel beter te zien zijn. Tweede voordeel is dat dan de geoïdehoogte, die de grootste onzekerheid is in het bepalen van de zeetopografie met een standaardafwijking van rond de 25 cm, wegvalt, omdat deze nauwelijks in de tijd verandert. Figuur 1 laat de relatieve zeehoogten, oftewel zeehoogte-anomalieën, zien voor data rond medio november 1997. Op dit tijdstip heeft de equatoriale Keivin golf juist de kust van Zuid- Amerika bereikt, met anomalieën groter dan 35 cm. Zeehoogten in het westen van de Pacific zijn kleiner dan gemiddeld. Om de propagatie van Keivin en Rossby-golven te bestuderen, moet een vergelijking tussen zeehoogteanomalieën op verschillende tijdstippen gemaakt worden. Dit kan gebeuren met zogenaamde tijd-lengtediagrammen, waarin voor een bepaalde breedte voor opeenvolgende tijdstippen de anomalieën boven 82

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 2000 | | pagina 94