Het „Symposium on coastal geodesy" gehouden te München van 20 tot 24 juli 1970 In het najaar van 1959 werd te Liverpool een symposium ge wijd aan de bestudering van de resultaten van het R.E.U.N. (Réseau Européen Unifié de Nivellement) en van de peilscha len, die door middel van het R.E.U.N. met elkaar waren ver bonden. Teneinde het op dit symposium tot stand gekomen contact tussen geodeten en oceanografen te bestendigen be sloot de General Assembly van de U.G.G.I. in 1960 te Hel sinki tot instelling van een Special Study Group, genaamd S.S.G. 22 (later S.S.G. 2.22). Deze S.S.G. 2.22 is een gezamen lijke studiegroep van de International Association of Geo desy (I.A.G.) en de International Association for the Physical Sciences of the Ocean (I.A.P.S.O.), zij staat sinds de oprich ting onder voorzitterschap van Prof. Dr. Ing. R. Sigl van de Technische Universitat te München. S.S.G. 2.22 functioneer de hoofdzakelijk door correspondentie tussen de voorzitter en de leden, terwijl bij gelegenheid van een aantal internationale bijeenkomsten (U.G.G.I. 1963 te Berkeley, Commission on Recent Crustal Movements C.R.C.M. 1965 te Aulanko en C.R.C.M. 1968 te Leningrad) informele vergaderingen wer den belegd, zodat ook het persoonlijk contact tussen de leden kon worden verstevigd. De wens om een gezamenlijk sympo sium voor geodeten en oceanografen te organiseren, uitge sproken op de bijeenkomst in Leningrad, werd door de l.A.G. overgenomen als gevolg waarvan een „Symposium ou Coastal Geodesyin München werd voorbereid door S.S.G. 2.22 en het Advisory Committee on Tides and Mean Sea Level, on der auspiciën van I.A.G. en I.A.P.S.O. De wetenschappelijke voorbereiding van het symposium be rustte bij Prof. Dr. Ing. R. Sigl (München) en Dr. G. W. Len- non (Bidston), het plaatselijk voorbereidingscomité stond on der leiding van Prof. Sigl, het secretariaat daarvan werd waar genomen door Dipl. Ing. A. Bauch. Ongeveer 100 afgevaardigden uit 24 landen (waarvan 18 Euro pese) woonden het symposium bij. De delegatie uit het gast land, de Duitse Bondsrepubliek, was met 34 deelnemers verre weg het grootste. De voertaal van het symposium was Engels, in uitzonderings gevallen werd Frans gebruikt. Tijdens de feestelijke openings zitting werd het eredoctoraat van de Technische Universitat München toegekend aan Dr. O. Simonsen van het Deens Geodetisch Instituut, wegens zijn verdiensten voor de inter nationale samenwerking op geodetisch gebied, en wel in het bijzonder zijn persoonlijke inzet bij de totstandkoming van de gemeenschappelijke vereffening der Europese waterpas- netten (R.E.U.N.). Het zou te ver voeren om alle 41 voordrachten van het sym posium in dit verslag te bespreken of zelfs te noemenwe zul len ons beperken tot die voordrachten die voor de geodeet van belang zijn. Voor uitgebreide informatie wordt verwezen naar de in 1971 te publiceren Proceedings van het symposium, waarin de tekst van alle voordrachten volledig wordt opge nomen samen met de ter zake gevoerde discussie. De eerste zitting was gewijd aan een aantal algemene be schouwingen met betrekking tot het onderwerp van het sym posium. Vooral de voordracht „Mean sea level as a fact and as an illusion" van Wemelsfelder ('s-Gravenhage), waarmede het symposium begon, leverde een voortreffelijke basis tot het opruimen van misverstanden die kunnen ontstaan in discus sies over het begrip „gemiddeld zeeniveau". Wemelsfelder maakt een scherp onderscheid tussen het berekende gemiddel de van een aantal waarnemingen aan een bepaalde peilschaal in een nauwkeurig omschreven tijdsinterval enerzijds en de fysische fictie van een zeeniveau in rust met negatie van alle voorkomende bewegingen anderzijds. In dezelfde zitting sprak Simonsen (Kopenhagen) over de achtergronden van de invoering van een „herzien plaatselijk peil" (R.L.R.) voor alle door de Permanent Service for Mean Sea LeveI te publiceren peilschaalgegevens: „Why introduce the revised local reference R.L.R. in the international colla boration between oceanographers and geodesists for utiliza tion of tide gauge observations". Dit R.L.R. is een voor elke peilschaal plaatselijk peil dat wordt aangegeven door een degelijk gefundeerd peilmerk, waarvan de hoogte per definitie constant is. Ter onderschei ding van de gebruikelijke peilen is het R.L.R. overal onge veer 7 m beneden het gemiddeld zeeniveau gekozen. De kern van de voordracht van Sigl (München) „Ten years S.S.G. 2.22" is in de inleiding van dit verslag reeds weerge geven. In de tweede zitting werden de instrumenten voor de waarne ming van het zeeniveau (de peilschalen en peilschrijvers) aan een kritisch onderzoek onderworpen, waarbij een groot aan tal systematische fouten de revue passeerden. Een aantal geo detisch getinte onderwerpen kwam in de 3e, 4e en 5e zitting aan de orde. Höpcke (Hannover) „Tide gauges in the open sea" vestigde de aandacht op de mogelijkheden om peilschalen te installeren aan lichttorens, die tegenwoordig ter vervanging van licht schepen op grote afstand uit de kust worden opgericht. Waalewijn (Delft) beschreef in „Hydrostatic measurement of vertical movements of the coast in relation to the tide" enige experimenten, waarbij de dagelijkse verticale beweging van punten aan de kust ter grootte van 4 a 9 mm werd aangetoond. Een statistische analyse van de vergelijking van de waterpas singen Nordsee Küstennivellement I en II gaf Lucht (Hanno ver) in „Extensions of the research on recent crustal move ments in North-West Germany". Leppert (Canberra) „The Australian levelling adjustment. Progress to April 1970" beschreef de werkzaamheden aan het waterpasnet van Australië. Dit net bevat thans 85.000 km waterpassing over het gehele continent, waaraan 30 peilscha len langs de gehele kust zullen worden verbonden. Een gemeenschappelijk waterpasnet rondom de grote meren tussen Canada en de Verenigde Staten, waarvan de hoogten in het dynamisch systeem worden berekend, werd beschreven door Dohler (Ottawa) „The mean water level at Pointe-au- pereas used for the international Great Lakes Datum (1955)". Montag (Potsdam) analyseerde in zijn voordracht „On the accuracy of determination of secular variations of Mean Sea Level at the Baltic Sea Coast" de verschillende componenten van de uiteindelijke standaardafwijkingen van het gemeten gemiddeld zeeniveau. LevaUois (Parijs) gaf op de van hem bekende wijze een uitste kende toelichting op zijn gezamenlijk met MaiUard (St. Maur) uitgebrachte rapport „The new French 1st order levelling net. Practical and scientific consequences", waarin een vergelij king werd gemaakt tussen de oude Franse waterpassingen (van 1860 en 1890) en het nieuwe net. Bovendien werd het nieuwe Franse net ingevoerd in een voorlopige hervereffening van het R.E.U.N. Levallois deed voorstellen voor vernieu- 14 ngt 71

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1971 | | pagina 16