Verticale beweging van de kust afhankelijk van het getij,
gemeten met behulp van hydrostatische waterpassing.
1. Inleiding
Sinds 1955 heeft de Meetkundige Dienst van de
Rijkswaterstaat, naar het voorbeeld van Norlund
[1], apparatuur ontwikkeld voor het uitvoeren van
hydrostatische waterpassing. Het belangrijkste deel
van de uitrusting is een met water gevulde, gewa
pende loden buis met een inwendige diameter van
10 mm. De Meetkundige Dienst beschikt over ver
scheidene van deze buizen, in lengte variërend van
1 km tot 3,2 km. Door een aantal buizen te koppe
len kan een lengte van ongeveer 8 km worden ver
kregen. Bijzonderheden over de hydrostatische wa
terpassing en de toepassing daarvan werden beschre
ven in een aantal artikelen van de schrijver [2, 3]
en van Van der Houven [4]. De methode werd toe
gepast voor de waterpassing over een aantal zee
armen en voor de waterpassing naar golfmeetpalen
in de Noordzee op afstanden van 1 km tot 8 km uit
de kust.
De standaardafwijking van een hydrostatisch geme
ten hoogteverschil bedraagt onder gunstige omstan
digheden ongeveer 0,4 mm, een waarde die nagenoeg
onafhankelijk is van de lengte van de buis. Wanneer
de buis eenmaal is uitgelegd, stelt de methode ons
in staat om binnen enige seconden het hoogtever
schil tussen twee punten die vele kilometers van el
kaar verwijderd zijn met grote nauwkeurigheid te
meten; bovendien kunnen we deze meting na korte
tijd herhalen. Hierdoor is het mogelijk het hoogte
verschil tussen twee punten gedurende een bepaalde
tijd nagenoeg continu waar te nemen.
2. Metingen in de Oosterschelde
Bij de hydrostatische waterpassing op 28 oktober
1958 tussen het peilmerk Burgh 12 aan de kust van
Schouwen en de golfmeetpaal O.S. IV op 1400 m
uit de kust, bleek het gemeten hoogteverschil sterk
afhankelijk te zijn van het getij [5], Het waargeno
men hoogteverschil veranderde bijna 12 mm in het
tijdvak tussen hoogwater en laagwater. De getij
amplitude in de Oosterschelde bedroeg ongeveer
3 m (fig. 1).
Dat de gemeten variatie van 12 mm een werkelijke
beweging is en niet een gevolg van fouten in de hy
drostatische waterpassing moge blijken uit onder
staande analyse van een drietal mogelijke systema-
A. Waalewijn
Voordracht gehouden op het Symposium on Coastal Geo
desy te München op 21 juli 1970
SUMMARY
Hydrostatic measurements of vertical movements of the coast dependent on the tide
Hydrostatic measurements in 1958 from the coast of the Isle of Schouwen to an iron pole
(O.S. IV), 1.4 km offshore, showed that the height difference between these points was
dependent on the tide. To study diurnal vertical movements of the coast with respect to
points inland, hydrostatic measurements were carried out near Delfzijl at the Eems
estuary, in the autumn of 1969.
The height of a sluice was measured with respect to various points, 1 km, 3.2 km and
7.9 km inland, every time during 7 or more hours continuously. These height differences
were dependent on the tide with a maximum amplitude of 3.3 mm. The height of the
sluice was also related by normal precise levelling methods to a wooden pole 10 m off
shore. This showed a vertical movement of 4 mm. The observed amplitudes are compared
with theoretical amplitudes in table 2.
This paper was presented at the Symposium on Coastal Geodesy, Munich 1970, and will
be published in English in the Proceedings of the Symposium.
Golfmeetpaal O.S.H-»RB.Burgh 12 peilschaal
mm 28 okt 1958 cm
194
196
197
198
199
f
i
i
i
6
201
202
203
waargenomen
hoogte
verschil
9et'J-
curve
1
1 1
2 13 14 1
1 l
5 16 17 1
1 1
19 20
I I
1 22 23
Fig. 1Waargenomen hoogteverschillen en getijcurve Ooster
schelde.
28
ngt 71