de Eems (horizontaal). Er blijkt een duidelijk ver band tussen de hoogte van de punten en de water stand in de Eems. De veranderingen in de hoogte zijn groter naarmate het punt dichter bij zee ligt; de grootste verandering bedraagt 4 mm voor het punt V, de ducdalf in het water. De punten II, III en V gedragen zich overeenkom stig de bij de hydrostatische metingen geconstateerde tendens, nl. dat een punt nabij de zee bij hoogwater daalt ten opzichte van een punt meer landinwaarts. Het gedrag van punt IV is met deze algemene regel in tegenspraak: hoewel het slechts 10 m van de zee verwijderd is, gedraagt het zich t.o.v. station 221 ongeveer als station 992 dat 3,2 km landinwaarts is gelegen. Het hoogteverschil tussen de punten IV en V, slechts 16 m van elkaar verwijderd, verandert 6,5 mm in de periode van laagwater tot hoogwater! De standaardafwijking van de in fig. 6 aangegeven hoogten bedraagt voor punt 1 0,10 mm II 0,14 mm IV 0,20 mm III 0,17 mm V 0,22 mm Hierbij is aangenomen, dat de standaardafwijking van het gemeten hoogteverschil in één opstelling van het instrument 0,1 mm bedraagt. 6. Vergelijking van waargenomen en theoretisch berekende bewegingen Het effect van de verandering in belasting door het getij in het Eems-estuarium op de hoogte van punten zowel aan de kust als landinwaarts kan worden be rekend uitgaande van enige constanten en formules, gegeven in de dissertatie van Montag [10]. Montag beschouwt hiertoe de verandering van de belasting op een zeegebied van rechthoekige vorm. Voor de toepassing van de formules idealiseerden we het Eems-estuarium door twee rechthoekige ge bieden, in fig. 7 aangeduid met I en II. De invloed van de belasting op rechthoek II is voor alle stations langs het Eemskanaal even groot, zodat we ons kun nen beperken tot de invloed van een verandering van de belasting door een schijf van 3 m water op de rechthoek I, die 40 bij 14 km groot is. De resultaten van deze berekeningen zijn in tabel 2 opgenomen, tezamen met de waargenomen ampli tude gecorrigeerd voor het effect van de aantrekking van de zon en de maan. Uit deze tabel blijkt dat de gecorrigeerde waarge nomen amplitudes, ten opzichte van station 221 aan de kust, voor alle hydrostatische stations landin waarts opmerkelijk goed overeenkomen met de be rekende amplitude-verschillen volgens de theorie van Montag. De waargenomen amplitude-verandering van 4 mm over slechts 100 m tussen station 221 en de ducdalf (punt V) is echter niet in overeenstemming met de formule van Montag. Delfzijl 30 km Fig. 7. Schematisering van het Eems-estuarium. Tabel 2. Vergelijking van de waargenomen amplitude met de theoretische amplitude volgens Montag theoretische gecorrigeerde amplitude afstand waargenomen astronomische waarneming theoretische t.o.v. stat. 221 vergelijking tot de kust amplitude correctie (2)+(3) amplitude (5) 8.1 mm (4)-(6) km mm mm mm mm mm mm station (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) V -0,1 -4,0 0 -4,0 8,2 -0,1 -3,9 221 0 0 0 0 8,1 0 0 991 1,0 1,15 +0,07 1,22 7,1 1,0 0,22 992 3,2 1,85 +0,01 1,86 5,9 2,2 -0,34 220 7,9 3,85 -0,57 3,28 4,4 3,7 -0,42 219 14,7 (3,85 1,80) (-0,57-0,20) 4,88 3,2 4,9 -0,02 32 ngt 71

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1971 | | pagina 14