bestaan. De tweede methode gaat uit van een benaderings-
waarde voor de schaalfactor, wat voor deze parameter geen
bezwaar is omdat men daar meestal op eenvoudige wijze over
kan beschikken. De dissertatie bevat voor beide berekenings
methoden de stromingsdiagrammen en een uitgewerkt voor
beeld. De schrijver toont voorts aan dat zijn methode bij
overtallige waarnemingen overeenkomt met een kleinste kwa
draten vereffening, echter met invoering van een vereenvou
digde matrix van rekengewichtscoëfficiënten. Hij stelt dan ook
dat men met precisiebeschouwingen de nodige voorzichtig
heid moet betrachten.
De toepassingen van Tienstra's methode lijken niet beperkt
tot de fotogrammetrie. Hij zelf noemt al het voorbeeld van
de aaneensluiting van tunnelsegmenten en het omrekenen
van fotocoördinaten van satellieten in het astronomisch
coördinaatstelsel. Meer algemeen kan men echter constateren
dat geodetische netten voor kleine en grote projecten steeds
minder gescheiden naar situatie en hoogte worden doorge
rekend. Het gebruik van de gelijkvormigheidsaansluiting in
de driedimensionale ruimte lijkt daarmee steeds meer de
plaats in te gaan nemen van deze aansluiting in het twee
dimensionale vlak. G. Bakker.
J. J. Levallois
Géodésie Général (Edition Eyrolles Paris 1969).
Tome 1 Méthodes générales et techniques fondamentales
Tome 2 Géodésie classique bidimensionelle
Tome 3 Le champ de la pesanteur
Tome 4 Géodésie spatiale
Tot dusver zijn de eerste twee delen, elk ongeveer 400 blad
zijden, verschenen. Deze beide delen bevatten de volgende
hoofdstukken:
I Exposé général; Chronologie
II Théorie des erreurs, méthode des moindres carrés
III Réfraction atmosphérique
IV Aper<;u sur les mesures géodésiques
V Géométrie de l'ellipsoïde
VI Représentation de l'ellipsoïde sur le plan ou sur la
sphère
VII Méthodes de compensation des triangulations classi-
ques.
Het zal de lezers van dit tijdschrift wel duidelijk zijn dat het
schrijven van een standaardwerk dat de gehele geodesie om
vat, slechts voorbehouden is aan een kleine selecte groep van
geodeten, waartoe de schrijver ongetwijfeld mag worden gere
kend. Het plaatsen van enkele kanttekeningen bij een derge
lijk werk is geen eenvoudige taak. In dit geval kon zij eerst
uitgevoerd worden na een vereende samenwerking tussen
enkele medewerkers van het laboratorium voor geodesie die
elk enige hoofdstukken voor hun rekening hebben genomen.
Uit de inleiding blijkt dat de schrijver de nadrukkelijke be
doeling heeft gehad een leer- en handboek te brengen waarin
de stof op didactisch verantwoorde wijze zou worden be
handeld. Hij heeft er daarbij niet naar gestreefd alle nieuwe
theorieën op te nemen, noch heeft hij bij het stellen en uit
werken van problemen zich te zeer willen richten op het ge
bruik van moderne rekenautomaten.
De keuze van een dergelijke opzet, vooral waar het deze laat
ste beperking betreft, kan men enigszins betreuren. Men
wordt immers op deze wijze gedwongen voorbij te gaan aan
de fundamentele, en daardoor vaak doorzichtige, modelop-
bouw, die het gebruik van rekenautomaten op vele deelge
bieden van de geodesie met zich mee heeft gebracht. Aan dit
bezwaar is het boek, met name waar het de hoofdstukken
II en VII betreft, niet altijd ontkomen.
Na deze algemene opmerking wordt nu iets nader ingegaan
op de afzonderlijke hoofdstukken.
Nadat in hoofdstuk 1 een overzicht wordt gegeven van de te
behandelen stof en van de historische ontwikkeling van het
vak wordt in hoofdstuk II de theorie van de kleinste kwa
draten behandeld. De wijze waarop dit geschiedt mist de ver
binding met de mathematische statistiek. De beschouwingen
over de invoering van gewichten, ware fouten, ware waarden,
systematische, toevallige en andere soorten fouten geven hier
duidelijk blijk van. Beschouwingen over toetsingstheorie en
onderscheidingsvermogen ontbreken dan ook. Zij die de klas
sieke wijze van behandelen van de theorie van de kleinste
kwadraten aanvaarden zullen gunstig oordelen over de be
handelde materie. Diverse vormen van vereffeningsproblemen
worden uitvoerig beschreven, evenals numerieke aspecten.
In hoofdstuk III wordt een helder overzicht gegeven over de
refractie waarbij de fundamentele formules en principes dui
delijk en in een bruikbare vorm worden aangegeven. Ver
schillende interessante eigen experimenten worden gedetail
leerd behandeld.
In hoofdstuk IV wordt een summier overzicht gegeven van
de verschillende geodetische meetmethoden. Zo passeren ach
tereenvolgens in vogelvlucht: de hoek- en lengtemetingen,
de astronomische metingen, de verschillende typen hoogte
metingen en de zwaartekrachtsmetingen. Dit hoofdstuk
maakt een wat slordige indruk. Er komen nogal wat hinder
lijke drukfouten in voor (blz. 242, 257, 275, 381), terwijl ook
enkele onjuistheden kunnen worden gesignaleerd. Zo werkt
b.v. de geodimeter niet met monochromatisch licht (blz. 351),
terwijl de precisie voor dispersiemeting (12.10°), trigonome
trische hoogtemeting (0,20mop4 a 5 km) en barometrische
hoogtemeting (4 a 5 m) te pessimistisch geschat is. De behan
deling van de elektronische afstandmeting is nogal oneven
wichtig: de algemene principes worden niet behandeld, ter
wijl van de instrumenten alleen het eerste type van de geodi
meter en de tellurometer worden beschreven.
Hoofdstuk V is geheel gewijd aan de geodetische berekenin
gen op de ellipsoïde. Allereerst wordt aandacht besteed aan de
geometrie van de omwentelingsellipsoïde voorzover deze van
direct belang is voor de later te behandelen berekenings
methoden. Een nadeel ondervonden bij het doorlezen is de
geringe herkenbaarheid van de gepresenteerde formules. Dit
wordt voor het belangrijkste deel veroorzaakt door de nota
tie, die nogal afwijkt van die welke gebruikt wordt in de leer
boeken over differentiaalmeetkunde van Baeschlin en Kom-
merell en Kommerell, waaruit de student in Delft zijn kennis
haalt. Aan de andere kant zijn er ook slordigheden in de ge
bruikte notatie. Zo worden b.v. op blz. 19 de notaties f en
rg voor resp. de gewone en de geodetische kromming ver
warrend door elkaar gebruikt, terwijl bij de afleiding van de
formule van Gauss-Bonnet op blz. 32 e.v. de notatie rg wordt
gebruikt. Vooral op het gebied van differentiaalmeetkunde
geldt dat een goede (en consequent volgehouden) notatie het
halve werk is. Voor de berekening van het 1ste en 2de hoofd
vraagstuk der geodesie wordt uitsluitend de zeer elegante,
vervolg op pagina 38
ngt 71
37