voeding vlotter (elektron, gedeelte akoustisch element) ~100 meter neemt door de daar dominerende invloed van de drukgradiënt. In fig. 6 worden twee extreme snelheidsprofielen voorgesteld die bepaald werden in de Noord Atlan tische Oceaan: het „zomerprofiel" dat verkregen werd in de zomerperiode op lagere breedte, en het „winterprofiel" dat verkregen werd in de winterpe riode op hogere breedte. Een snelheidsprofiel, dat afhankelijk is van de seizoenvariaties en de locale afwijkingen in de klimatologische omstandigheden, valt dus in de regel tussen deze twee extreme pro fielen. Het is duidelijk dat het snelheidsprofiel per geval met het daarvoor bestemde instrument (areo meter) bepaald moet worden. De diepte, waarbij de voortplantingssnelheid een minimumwaarde bereikt, wordt geluidskanaal genoemd. Bij het winterprofiel valt het geluidskanaal samen met het wateropper vlak. Door dit snelheidsprofiel ontstaat nu een merk waardig refractieverschijnsel, doordat de geluidssig nalen niet de kortste weg nemen tussen de transdu cer en de transponder, maar een andere weg, waar voor de kortste tijd nodig is. In fig. 7 buigen deze lijnen eerst naar beneden en dan naar boven, waar bij het reversiepunt in het geluidskanaal valt. Over een zekere afstand bereiken geen directe signalen meer de bodem. Deze afstand hangt onder andere van de waterdiepte af, en is kenmerkend voor de reikwijdte van de akoestische signalen. Dit maxi male bereik kan enigszins vergroot worden door de transducer in een klein onderwatervaartuig te plaat sen en diep achter het schip aan te slepen op een nemen, neemt in zeewater de druk met de diepte toe, terwijl de temperatuur met de diepte afneemt. De temperatuurgradiënt van de bovenste regionen - tot ongeveer 1200 meter - is bovendien groter dan die van de onderste regionen, ten gevolge van de invloed van het heersende klimaat en de zonnestraling. Dit heeft tot gevolg dat de geluidssnelheid in de bovenste regionen door de dominerende temperatuurgradiënt met de diepte afneemt, bij 1200 meter ongeveer een minimumwaarde bereikt, en bij grotere diepten toe- ngt 71 Fig. 5. Transponder. snelheid (meter/sec) 1450 lbOO 1550 1000 2000 diepte (meter) zomerprofiel in het zuidelijk gebied 3000 winterprofiel in het-' noordelijk gebied 4000 bod er 5000 Fig. 6. Snelheidsprofielen. 45

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1971 | | pagina 7