grote afstanden (grote waarden van R/H, met R
afstand, en H hoogte) worden de correcties klein
en wordt een bijna orthografisch beeld verkregen;
zie o.m. fig. 19.
Fig. 16 laat bovendien zien dat het niet zinvol is om
recht onder het vliegtuig te kijken door de toene
mende vervorming. Daarom begint de registratie
ongeveer vanuit een hoek van 45° met de verticaal.
Dit impliceert dat een gebied ter breedte van onge
veer tweemaal de vlieghoogte niet wordt waarge
nomen. Een speciaal vliegpatroon is dan ook nood
zakelijk om dit te verhelpen. Fig. 17 geeft een pro
cedure aan. Hoewel deze figuur suggereert dat het
voldoende zou zijn om de twee volgende vlieglijnen
naast de twee aangegevene te leggen, heeft de prak
tijk geleerd dat het beter is steeds slecht één strip
breedte per vlieglijn op te schuiven. Op deze wijze
wordt een groot gedeelte van het bevlogen gebied
tweemaal waargenomen, wat speciaal in geacciden
teerd terrein een grotere vrijheid in de keuze van
vlieghoogte oplevert.
o
4.2.3 Parallax
De radar kent twee soorten parallax: de echoparal-
lax en de schaduwparallax. Zie fig. 18. Wanneer wat
hoger gevlogen wordt zal, weer door het feit dat de
radar afstanden meet, de bovenkant van een ob
ject (berg) eerder geregistreerd worden dan de onder
kant. Deze parallax neemt snel af met de afstand
(grotere waarden R/H). ]n de literatuur werd voor
gesteld dit effect te gebruiken voor stereowaarne
ming met radar [6]. Hierbij werd een zeer specifieke
vliegprocedure voorgesteld zodat van gewone ste-
reocomparatoren gebruik zou kunnen worden ge
maakt bij de uitwerking. Proeven waarbij ook de
auteur betrokken was [1], wezen uit dat deze pro
cedure, indien überhaupt bruikbaar, maar van zeer
beperkt nut kan zijn.
De radarschaduw, ook aangegeven in fig. 18, biedt
eventueel de mogelijkheid tot hoogtemeting in een
enkel beeld, als deze radarschaduw tenminste dui
delijk tekent en op het referentievlak ligt. De radar
schaduw neemt toe met de afstand (grotere waarden
van R/H). Hoger gelegen objecten kunnen zo er vlak
achter gelegen objecten afschermen („foreground
screening"). Dit betekent dat men R/H niet te groot
mag kiezen. Men verkrijgt hier meer vrijheid door
de vliegprocedure voorgesteld in de vorige para
graaf en fig. 17, omdat dan in een volgende strip
de schaduwzijden worden belicht. Aan de andere
kant kunnen deze schaduwen ook helpen om de
contrasten in het beeld op te voeren. Kleine hoogte
verschillen in vlak terrein kunnen zo worden geac
centueerd door zeer laag te gaan vliegen.
4.2.4 Beeldcorrectie
Daar het SLAR systeem een stripsysteem is moet
ook hier tenslotte elke strip lijn voor lijn worden
gecorrigeerd met inachtneming van alle vliegtuig
bewegingen als dompen, rollen, gieren, krabben,
snelheids- en hoogtevariaties. Door het meeregis-
treren van de signalen van een goed referentiesys
teem (zoals b.v. DECCA, LORAN, enz.) en van de
vliegtuigstand en vlieghoogte tijdens de „opname"
wordt (automatische) verwerking tot een metrisch
correct beeld mogelijk, analoog als voor de scanners
beschreven (fig. 8). Fig. 20 laat zulk een registratie
langs de afbeelding zien.
b /fFt" fre
Fig. 16.
Beeldvorming bij SLAR in af
stand: a. werkelijke situatie;
b. weergave; daar de weergave
pas begint bij A worden de af
standen (OB-OA), (OC-OA),
enz. weergegeven.
Fig. 18.
Radarparallax: a. werkelijke
situatie; b. weergave; A. be
gin weergave; Q'P': echo,
PR'; radarschaduw.
Fig. 17.
Vliegprocedure
voor SLAR.
IT lR'~
ngt 71
81