als het onze, de overheid coördinerend optreedt om op de meest doeltreffende en economische wijze in deze behoefte te voorzien, gezien de omvangrijke technische-, beheers- en planologische arbeid die door allerlei diensten, van het rijk en van lagere overheidsinstellingen, wordt verricht. In tegenstelling tot deze verwachtingen ziet men dat vele diensten op eigen wijze kaartmateriaal vervaar digen, weliswaar soms gebruik makend van eikaars gegevens, maar dan nog zich veel moeite getroostend deze aan te passen aan eigen gebruikswensen. Het gebrek aan enige uniformiteit in kaartschalen, in kaartinhoud en in kaartindeling, werkt door in het gebruik dat andere technici van kaarten maken. Bij openbare nutsbedrijven zijn een groot aantal te kenaars dagelijks bezig het eigen kartografisch be stand te coördineren met gegevens van anderen. Dat hierdoor een versnippering van krachten, tijd en geld plaats heeft is begrijpelijk, evenals het matige resul taat dat tenslotte verkregen wordt. Het is hier niet de plaats en gelegenheid dit poli tieke vraagstuk van overheidstaak en overheidsbe leid aan de orde te stellen, hoewel het tijdstip met het oog op de naderende verkiezingen gunstig lijkt. De beschouwing is ook niet nieuw en een verzame ling van dergelijke argumenten heeft in 1952 geleid tot het tot stand komen van de kaart 1/10.000 voor het gehele land. Hoewel dit een belangrijk resultaat is geweest en op dat moment het hoogst haalbare, heeft de beperking van de schaal tot 1/10.000, en daardoor van de inhoud en nauwkeurigheid, nauwe lijks geleid tot een vermindering van de behoefte aan grootschalige technische kaarten. De inhoud van de kaarten is sterk afhankelijk van het doel. Bij de totstandkoming van de 1/10.000 kaart waren alleen enkele grote diensten uitgenodigd hun wensen kenbaar te maken: de Cultuurtech nische Dienst, de Stichting voor Bodemkartering en de Rijksdienst voor het Nationale Plan [6]. Voor een kaart op grotere schaal, bijvoorbeeld 1/1.000 of 1/2.000, zou inspraak van veel meer gebruikers wen selijk zijn. De beslissing over de kaartinhoud wordt daardoor moeilijker. Er zijn door de automatisering andere mogelijkhe den. Het is niet nodig één type kaart te tekenen op een bepaalde schaal en met een bepaalde inhoud. Men kan met fotogrammetrische en terrestrische landmeetkundige methoden, aangevuld door andere meet- en verkenningstechnieken, gegevens verzame len en deze opslaan in een elektronisch geheugen, een data bank. Deze gegevens over topografie, bo dem, eigendomsgrenzen, leidingen boven en onder de grond, waterhuishouding, beheer, enz. kunnen automatisch, in iedere gewenste combinatie op iede re gewenste schaal, door een elektronisch bestuurd kaarteerinstrument gereproduceerd worden op het moment dat men er over wil beschikken. Bijvoor beeld de combinatie van topografie en leidingen, van kadastrale en cultuurgrenzen. Deze welhaast ideale vorm van communicatie en informatieverschaffing wordt in de U.S.A. op beperkte schaal reeds toege past [7]. Dat er door de aard van de informatie en door de mogelijke nauwkeurigheid in de verzame lingsfase, grenzen aan de schaal en reproduktiemo- gelijkheid gesteld worden is duidelijk. Ik meen niet dat wij hier in Nederland op grote schaal aan toe zijn, wel uit het oogpunt van behoef te, maar nog niet uit het oogpunt van organisatie en middelen. Een vraag die gesteld kan worden is deze: kan de fotokaart geheel of gedeeltelijk in de behoefte aan grootschalige kaarten voorzien. De luchtfoto bevat een grote hoeveelheid verschillende informatie en is in wezen een data bank. Het verschil met de zoéven geschetste verzameling is gelegen in het feit dat alle gegevens tezamen worden aangeboden. De inter preterende en scheidende taak van de vakman wordt verlegd naar de gebruiker. Een soort doe-het-zelf methode. Wel kan door het doelmatige kiezen van de film-filter combinatie bij de oorspronkelijke foto grafie invloed uitgeoefend worden op de accentu ering van bepaalde facetten in het beeld. Over het vervangen van de gangbare topografische kaarten door fotokaarten zijn in de vakliteratuur, vooral van Duitse zijde, veel meningen geuit [8], Volgens het oordeel van de kartografen zal de foto kaart, zelfs na schriftelijke en kartografische aan vullingen, slechts in sporadische gevallen de conven tionele kaart kunnen vervangen. Fotogrammeters staan hier vaak anders tegenover, zij vinden het hui dige kaartbeeld achtergebleven. Er zijn andere mo- ngt 71 69

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1971 | | pagina 7