en de aansluitende zone zegt: "The outer limit of the territorial sea is the line every point of which is at a distance from the nearest point of the baseline equal to the breadth of the territorial sea." Het Verdrag geeft echter niet aan hoe breed de territoriale zee dan wel is en dit is op het ogenblik een van de nete lige vragen. Een krachtige stoot tot verbreding van de territoriale zee is door de visserij belangen van sommige landen gegeven. Peru begon in 1947 met wateren tot een breedte van 200 zeemijl als territo riale wateren te beschouwen en dit voorbeeld is se dertdien door een aanta. Zuidamerikaanse staten gevolgd. Hoewel deze aanspraak zeker excessief is, moet men toch begrip kunnen opbrengen voor de achterliggende belangen; sommige staten zijn nu eenmaal voor het levensonderhoud van hun bevol king voor een belangrijk deel op de visserij aangewe zen en het gevaar van overbevissing is allerminst ir reëel. De huidige situatie is chaotisch; er zijn claims van een breedte van de territoriale zee van 3, 4, 5, 6, 12, 25 en 200 mijl; er zijn ook staten, die zonder een afstand te noemen volstaan zich aan het inter nationale recht te conformeren. Wat dat betekent weet niemand; ook het feit, dat een staat aanspraak maakt op territoriale wateren van een bepaalde breedte houdt niet in, dat andere staten die breedte als overeenkomstig het internationale recht moeten beschouwen en erkennen. Vele staten nemen op het ogenblik aan, dat de territoriale wateren niet breder dan 12 mijl kunnen zijn; er zijn voorstellen om de vraag opnieuw aan een internationale conferentie voor te leggen. Naast de vraag naar de breedte van de territoriale wateren staat de vraag naar de afgrenzing van de territoriale wateren tussen twee staten. Er doen zich hier twee gevallen voor: de staten kunnen aangren zend zijn, en de staten kunnen tegenover elkaar zijn gelegen. In beide gevallen kan men als hoofdregel stellen, dat de betrokken staten het maar met elkaar eens moeten zien te worden; lukt dit niet, dan mag geen van de staten zijn territoriale wateren doen uit strekken buiten de zogenaamde equidistantielijn, dat is de lijn waarvan ieder punt zich op gelijke af stand bevindt van het meest nabije punt van de al eerder genoemde basislijn, die de scheiding tussen de binnenlandse wateren en de territoriale zee vormt; maar deze hoofdregel blijft buiten toe passing in het geval, dat historische rechten of ande re speciale omstandigheden een afwijking recht vaardigen. De aansluitende zone wordt overeenkomstig dezelf de regels begrensd, als voor de territoriale zee gelden dus in onderling overleg en eventueel met gebruik making van basislijn en equidistantielijn. Maar an ders dan ten aanzien van de territoriale wateren is men er hier wel in geslaagd het over de maximale breedte van de aansluitende zone eens te worden; hij gaat niet verder dan 12 mijl buiten de basislijn; voor een staat, die de 3 mijls zone voor de territo riale wateren claimt, is de aansluitende zone dus maximaal 9 mijl; claimt een staat een territoriale zee van 12 mijl of meer, dan mag hij niet meer aan spraak maken op een aansluitende zone. Het continentale plat We komen nu toe aan het continentale plat, dat voor de jurist - anders dan voor de geoloog - pas buiten de territoriale wateren begint. De kuststaat heeft soevereine rechten tot exploratie en winning van de natuurlijke hulpbronnen van het plat, maar deze rechten laten de status van de zee zelf, en de status van de luchtkolom erboven onaangetast. De zee blijft vrij. Een staat mag dus niet scheepvaart of luchtvaart boven het plat aan banden leggen, al zijn enige beperkingen met het oog op de veiligheid van de exploratie en winning niet ongeoorloofd. Het continentale plat wordt in de desbetreffende Conventie als volgt gedefinieerd "For the purpose of these articles, the term "con tinental shelf" is used as referring: a. to the sea bed and subsoil of the submarine areas adjacent to the coast but outside the area of the territorial sea, to a depth of 200 meters or, beyond that limit, to where the depth of the superjacent waters admits of the exploitation of the natural resources of the said areas; b. to the seabed and subsoil of similar submarine areas adjacent to the coasts of islands." Het continentale plat gaat dus, volgens deze defini tie, tot een waterdiepte van 200 meter of zoveel die per als de zeebodem exploitabel is. Doordat de ontwikkeling van de techniek exploitatie op steeds 128 ngt 71

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1971 | | pagina 20