groter diepte mogelijk maakt, wordt de aldus gede
finieerde grens flexibel. Bij exploitatie moet men ook
niet speciaal denken aan de exploitatie van aardolie
en aardgasvoorkomens, maar ook aan de exploitatie
van metaalvoorkomens en met name van de zgn.
manganese nodules waarvoor proefinstallaties in
aanbouw zijn, die exploitatie op enkele duizenden
meters waterdiepte moeten mogelijk maken.
Is de buitengrens van het continentale plat flexibel,
afhankelijk van exploitatiemogelijkheden, deze
grens kan niet steeds verder oceaaninwaarts worden
verplaatst. Het Internationale Gerechtshof heeft
duidelijk uitgesproken - en zie ik wel, dan wordt die
opvatting eigenlijk door niemand betwist - dat het
continentale plat dient te worden opgevat als de na
tuurlijke voortzetting van het landterritoir van een
staat; waar de zeebodem niet langer kan worden be
schouwd als de natuurlijke voortzetting van het
land - en bij de beslissing hierover spelen geologische
en geografische factoren een rol - kan in ieder geval
niet meer over continentaal plat worden gesproken.
Met deze vage indicatie over het bestaan van een
limiet voor de buitengrens moet ik nu nog volstaan.
Liggen twee staten aan hetzelfde continentale plat,
hetzij naast elkaar zoals Nederland en Duitsland,
hetzij tegenover elkaar zoals Nederland en Enge
land, dan rijst de vraag naar de loop van de conti
nentale platgrens tussen die landen. Artikel 6 van
het Continentale Plat Verdrag schrijft voor, dat men
in zo'n geval, net als bij de territoriale wateren en de
aangrenzende zone, uitgaat van de eerder genoemde
basislijn, en de equidistantielijn tussen deze basis
lijnen construeert; dat was inderdaad de wijze,
waarop naar het oordeel van Nederland de grens met
Duitsland op het continentale plat behoort te worden
gevonden. Maar het Internationale Gerechtshof was,
zoals u weet, van een andere mening. Het wees erop,
dat het Continentale Plat Verdrag niet door Duits
land was geratificeerd, zodat Duitsland niet aan ar
tikel 6 was gebonden. Het achtte het ook niet billijk
om hier met equidistantielijnen te gaan werken, om
dat toevallige omstandigheden als eilanden, uit-
springende punten e.d. dan een veel te grote invloed
krijgen. Leest men door de mist van de woorden
heen, dan zegt het Hof eigenlijk niet veel meer, dan
dat er bij gebreke van overeenstemming voor de be
trokken staten weinig anders op zit dan het maar
met elkaar eens te worden. Zoals u weet, is dat ook
uiteindelijk tussen Nederland, Denemarken en
Duitsland gelukt. Als landmeter komt u in het alge
meen na de diplomaten, en niet vóór hen.
De belangen van de staten en de verdere ontwikkeling
van het zeerecht
Ik kom nu aan het slot, waarbij ik de nog loshan
gende draden van mijn betoog moet afhechten en
het terrein van het recht moet verlaten voor dat van
de buitenlandse politiek. Buiten de territoriale wa
teren is de zee vrij maar wat die vrijheid nu precies
betekent, is onzeker; over de breedte van de terri
toriale wateren bestaat geen overeenstemming. Bui
ten het continentale plat heeft de kuststaat geen be
staande soevereine rechten op de zeebodem en over
het regime, dat voor de zeebodem buiten het conti
nentale plat geldt, staat weinig vast; over de breedte
van het continentale plat bestaat geen overeenstem
ming. Men kan samenvatten dat er een areaal van
de zeebodem bestaat van onbepaalde omvang, waar
voor een regime bestaat, dat onzeker is. Sedert enige
jaren wordt in het kader van de Verenigde Naties in
tensief gediscussieerd, om tot grotere helderheid te
komen.
Naarmate men de breedte van de strook van de zeg
genschap van de kuststaat groter neemt, beperkt
men de zeggenschap van de gezamenlijke statenge
meenschap, de vrijheid van scheepvaart en die van
visvangst. Zeestraten, die te voren als internationale
wateren werden aangemerkt, verliezen dit karakter;
vissers, die tevoren hun bedrijf uitoefenden op be
paalde gronden verliezen dit recht als die gronden
tot het territoir van een staat gaan behoren. Daarom
kan men niet over de breedte van de territoriale zee
spreken, zonder tegelijk het internationale zeerecht
in haast onbeperkte omvang, waaronder vragen van
zeeëngten en visserijzones, aan te roeren.
De belangen van de afzonderlijke staat zijn soms in
strijd met die van de statengemeenschap, de belan
gen van staten onderling zijn vaak tegengesteld.
International Court of Justice, Reports 1969, p. 3, North
Sea Continental Shelf Cases, 20 February, 1969.
ngt 71
129