de eigenschap heeft dan B, maar ook hoeveel
meer. In tegenstelling tot de beide vorige typen
is dit een z.g. metrische schaal; er is echter geen
absoluut nulpunt. Voorbeelden: de meting van
temperatuur op de schaal van Celsius of Fahren
heit, het aangeven van de plaats van een punt
op een rechte lijn, meting van positie dus. Wan
neer wij aan een punt een getallenpaar toevoe
gen, of een complex getal, dan kunnen wij zijn
positie in een plat vlak meten op twee interval-
schalen. De fundamentele meetoperatie is het be
palen van de gelijkheid van verschillen. Over
gang op een andere schaal van dit type geschiedt
door een lineaire transformatie y ax b.
4. De verhoudingsschaal. Dit is een intervalschaal
met een absoluut nulpunt; de fundamentele
meetoperatie is het bepalen van de gelijkheid
van verhoudingen. Voorbeelden zijn het tellen
van aantallen, het meten van afstanden en van
absolute temperatuur. Overgang op een andere
schaal van dit type geschiedt door een transfor
matie in de vorm y ax, wat neerkomt op de
keuze van een andere maateenheid.
Naar mijn mening is deze ruime opvatting over het
meten de aandacht van geodeten, die deze bezigheid
in hun vaandel schrijven, ten volle waard. Immers,
het geven van een perceelnummer is in dit kader
gezien meten, evenals het aflezen van een meetband
of het indelen van gronden in klassen van een
bepaalde waarde, of het vergelijken van de zicht
baarheid van gesignaliseerde punten op luchtfoto's.
De beschouwde definitie zegt ons wat meten is, in
de zin van wat er bij het meten gebeurt. Maar waar
om wordt er gemeten? Wat is de functie van het
meten? C. W. Churchman [11] heeft voorstellen ge
daan om tot een functionele definitie van meten te
komen. De formulering waartoe hij komt is, of
schoon helder, toch niet goed te appreciëren zonder
de volledige redenering die ertoe leidt, en die is nogal
veelomvattend. Daarom zal ik u die formulering nu
niet geven, maar alleen de kern van de gedachten-
gang waarop hij berust. Die is dat meting een be
paald soort informatie voortbrengt, die gekarakte
riseerd wordt door haar precisie en haar algemeen
heid. Meten doen wij als we fijne onderscheidingen
willen aanbrengen, en ook wanneer wij resultaten
die onder bepaalde omstandigheden verkregen zijn
willen gebruiken onder geheel andere omstandig
heden. Informatie wordt hier gezien als vastgelegde
ervaring die nuttig gebruikt kan worden voor het ne
men van beslissingen.
Wij zijn op dit punt aangekomen door nader in te
gaan op de vraag wat wij onder land en meten moe
ten verstaan. Misschien wel een lange weg om te
komen tot een karakterisering van het werk van de
landmeter: hij verzamelt, bewerkt en verstrekt infor
matie over land. Ik heb al gezegd dat de geodeet
zich niet met alle aspecten van land bezighoudt. In
het centrum van zijn blikveld ligt het meetkundig
aspect, de vorm en de afmetingen van stukken aarde,
groot of klein. Direct daarnaast liggen de betrek
kingen tussen mens en grond, vooral de eigendom
en andere zakelijke rechten. Natuurkundige eigen
schappen van de aarde zijn van onmiddellijk belang
voor de geometrische beschrijving van grote gebie
den; naast deze aspecten van de geofysica liggen,
meer aan de periferie, de eigenschappen die het on
derwerp vormen van geologie, bodemkunde en
grondmechanica. Anderzijds vinden we bij de be
trekkingen tussen mens en grond, vooralsnog ook
meer aan de periferie, onderwerpen als het gebruik
en de economische waarde van de grond. Het spreekt
vanzelf dat dit gehele terrein niet door één man be
heerst kan worden; wanneer wij zeggen dat dit alles
het terrein van de geodeet is bedoelen wij een niet-
bestaande supergeodeet. Het verzamelen, bewerken
en verstrekken van informatie over de aldus min of
meer begrensde eigenschappen van land kan men
zien als het registreren van hetgeen aanwezig is,
daaronder valt uiteraard het registreren van ver
anderingen. Maar wie empirische eigenschappen en
relaties kan afbeelden in een formeel systeem, kan
ook de omgekeerde weg bewandelen. De geodeet
registreert niet alleen het bestaande, hij helpt ook
anderen, veranderingen aan te brengen in de aspec
ten van land waar hij verstand van heeft. Belangrijke
voorbeelden zijn het uitzetten van civieltechnische
werken en het herindelen van grond bij ruilverka
velingen, waarbij zowel de geometrie als de eigen
domsverhoudingen volgens plan gewijzigd worden.
114
ngt 71