De studiedag leidingenregistratie D. L. RODRIGUES LOPES Het programma van de studiedag voltrok zich in de Aula van de Technische Hogeschool. Van heinde en verre waren ongeveer 350 belangstellenden, specialisten van zeer uiteen lopende pluimage, toegestroomd. Zij absorbeerden de capa citeit van de zaal en van de lunchaccommodatie volledig en bleken elkander onverwacht goed te begrijpen. Verder fun geerden de uitgenodigde sprekers, het discussieforum en de woordvoerders uit de zaal voorbeeldig, zodat de organisa toren die overigens weinig aan het toeval hadden overgelaten, hun improvisatietalent niet op de proef zagen gesteld. Na het korte welkomst- en openingswoord van Ir. G. A. van Wely en de inleidingen van Prof. Ir. G. F. Witt en Prof. mr. P. de Haan vertolken achtereenvolgens Ir. G. Bijleveld (Ver eniging van Directeuren en Ingenieurs van Gemeentewerken), Ir. S. van der Wal (Nederlandse Vereniging van Wegen bouwers), Ir. W. G. Beeftink (Vereniging van Exploitanten van Waterleidingbedrijven in Nederland), Ir. H. van der Sluis (Kabels en Leidingen Informatie Centrum), Ir. H. Z. van Engen (Staatsbedrijf der P.T.T.) en Mr. L. Gimbel (Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers) gedachten die bij hen zijn opgekomen bij de lezing van het rapport van de Studiecommissie Leidingenregistratie dan wel in de kringen van hun organisatie leven of geacht worden te leven. De middag is voor discussie uitgetrokkenvijf leden van de Studie commissie vormen het forum dat de door de sprekers opge worpen vragen en die uit de zaal behandelt. Wanneer tenslotte ieder weer zijn eigen weg gaat, zijn er - en met veel enthousiasme - vele facetten ter sprake gekomen, doch veel méér niet. En dat is toch wel symptomatisch voor een geslaagde studiedag. Uit de inleidingen Prof. Witt gaat in op de taak van de Studiecommissie: het onderzoeken van de organisatorische en juridische mogelijk heden van een centrale leidingenregistratie en het opstellen van een concreet voorstel daartoe. De technisch-administra- tieve mogelijkheden worden niet uitdrukkelijk genoemd; zij zijn er en een keuze zal kunnen worden gedaan aan de hand van voor de hand liggende criteria. Het concrete voorstel be perkt zich tot de hoofdlijnen. Het voordeel van de fasering is dat op korte termijn de eerste fase kan worden verwezenlijkt, dat de gebruikers van het systeem leren daarmede te werken en zich kunnen instellen op eventueel volgende fasen; de uitvoering kan immers na de eerste of na de tweede fase worden beëindigd. De technisch-administratieve inrichting is eveneens slechts globaal behandeld met het oog op de ruimte waarover de ambtelijke dienst die te zijner tijd met de uitvoering zal worden belast, zal moeten beschikken en met het oog op de zeer tijdrovende en kostbare ontwikkeling van een systeem voor de tweede en derde fase, waarbij weer ambtenaren van de uitvoerende dienst zullen moeten worden ingeschakeld. De eerste fase, met de verdeling van de oppervlakte van ons land in vierkanten van 1 km2, is in het rapport enigszins uit gewerkt. Een door de staatssecretaris van Financiën inge stelde werkgroep heeft reeds kunnen constateren dat voor de uitvoering van deze eerste fase een keuze kan worden gemaakt uit drie of vier methoden. Verder staat een studiegroep van de Stichting tot Ontwikkeling van de Automatisering bij Ge meenten op het punt een studie te ondernemen van de ver werking van gegevens omtrent de ligging van leidingen. Dit betekent een anticipatie op de derde fase! Prof. De Haan maakt duidelijk dat we bij leidingenregistratie, evenals zulks bij kadaster, ruilverkaveling en grondbedrijf het geval is, zowel met technische als juridische objecten te doen hebben. Immers, de leidingen worden krachtens een subjectief publiekrecht, een vergunning, of een subjectief privaatrecht, eigendom, BP-recht, BP-gedoogplicht of een bevoegdheid ontleend aan een overeenkomst van de leiding beheerder met de eigenaar van de grond, in de grond gelegd. De gemeenten registreren de publiekrechtelijke vergunningen soms wel min of meer methodisch, doch de registratie van de BP-rechten door het kadaster vermeldt meestal niet de lig ging van de leiding op het kadastrale perceel en in de con tractuele sector is van openbaarheid geen sprake. In de tweede en derde fase van de centrale registratie zal de plaats van de leidingen exact moeten worden aangegeven, dus in relatie tot de kadastrale percelen. Daarmee heeft men dan de basis voor de leidingenrec/i/enregistratie, omdat leidingen en leidingrechten op dezelfde plaats behoren te liggen. Het rapport spreekt van een wet op de leidingenregistratie die te zijner tijd zal moeten opgaan in een algemene leidingen- wet (1.4). Spreker geeft de voorkeur aan een uiteindelijke regeling van de leidingenregistratie in de toekomstige Kadasterwet, gezien haar aard en doelstelling. Zelfs in geval van het ontbreken van enige nadere regeling zal een wettelijk informatiesysteem consequenties hebben voor de wettelijke aansprakelijkheid. Nalatigheid het re gistratiesysteem te raadplegen is via de administratie van het kadaster aan te tonen, zodat de schuld van aannemers en opdrachtgevers gemakkelijker is te bewijzen. Verder is van onzorgvuldigheid en dus van onrechtmatigheid sprake wan neer door behoorlijke informatie-inwinning bij de geregis treerde beheerders schade had kunnen zijn voorkomen. Tenslotte zal mogelijkerwijs de omvang van de aansprakelijk heid worden verzwaard, met name tegenover de afnemers. In de jurisprudentie tekent zich een tendens af ook deze, in ge volgen onoverzienbare, vorm van aansprakelijkheid te er kennen. In het Stroomafnemersarrest van 1961 heeft de Hoge Raad niet minder dan drie van de vier elementen van de wettelijke aansprakelijkheid tegenover afnemers principieel aanvaard, namelijk een mogelijke onrechtmatigheid van de kabelbeschadiging ook tegenover de afnemers, een mogelijke schade van de afnemers zelf en een mogelijk causaal verband tussen daad en schade. In casu ging het om een bovengrondse leiding, zodat ook het vierde vereiste, de schuld, vaststond. Bij ondergrondse leidingen kan dit slechts het geval zijn, als men de plaats van de leiding had kunnen kennen. Invoering van een wettelijk informatiesysteem zal dus ook hier het schuldbewijs sterk vereenvoudigen. Bovendien is er een be langrijke invloed van het registratiesysteem op de exoneratie- clausules, waarmee leidingbeheerders hun aansprakelijkheid tegenover de afnemers trachten uit te sluiten. Deze clausules zijn niet geldig in geval van opzet en grove schuld van de be heerders en hiervan zal sprake kunnen zijn bij nietnakoming van de wettelijke verplichtingen omtrent informatiever- ngt 71

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1971 | | pagina 18