basis van een beheerdersregistratie namelijk ook een selectie van de te waarschuwen beheerders. Systeem b (blz. 96) heeft inderdaad boven het K.L.I.C.-systeem (systeem a) het voor deel dat de zich bij het bureau meldende aannemer de con tactadressen van de betreffende leidingbeheerders krijgt en zich zelf met hen in verbinding moet stellen. Het K.L.I.C. dat immers op basis van vrijwilligheid werkt, kan geen meldingsplicht instellen en heeft noodgedwongen een oplos sing gekozen, waarbij de leidingbeheerder, gedreven door bezorgdheid voor zijn leidingen, contact zoekt met de aan nemer. De procedure is te beschouwen als een extra waar borg in het samenspel tussen opdrachtgever, aannemer en leidingbeheerder. Wettelijke regeling (2.2) De heer Heiser stelt een verfijning voor van de omschrijving van leidingen, t.w. „kabels, buizen en straalverbindingen die worden gebruikt of bestemd zijn voor niet-eenmalige gelei ding van gassen, vloeistoffen, energie of voor telecommuni catie, voorzover deze zich niet voor intern gebruik van een bedrijf of instelling bevinden binnen een omsloten terrein". De heer Van der Wat spreekt zich uit voor de eerste fase, waarbij hij een wettelijke regeling wenst waarin vastgelegd wordt de verplichting van leidingbeheerders tot medewer king aan het vierkantennet, tot verschaffing van bepaalde gegevens met een fasering van de kwaliteitseisen daarvan, een regeling van de verdeling van de kosten van de informatie verschaffing en van de kosten van verlegging en vervanging van leidingen, alsmede de positie van de eigenaren van de grond waarin de leidingen zijn gelegen. De heren Van Engen en Beeftink dringen aan op een wette lijke verplichting tot het inwinnen van informatie bij de registratie. Bij een telecommunicatiebedrijf gaat het er namelijk in de eerste plaats om kabelschade te voorkomen. Verder stelt de heer Van Engen voor als correspondentieadres waar technische gegevens te verkrijgen zijn, bij voorkeur de onderafdeling te noemen van waaruit bij eventuele schade ook het herstel zal plaatsvinden. Aansprakelijkheid (2.3) De heer Van der Sluis acht de aansprakelijkheid van de be heerders wel wat breed uitgemeten. Daartegenover zou moeten staan een regeling van de aansprakelijkheid van de andere betrokken partijen, die tegelijkertijd zou moeten worden ge concretiseerd, desnoods in een andere wet. Uit de gelederen van de Gemeentebedrijven in Eindhoven komt de vraag of een opdrachtgever of adviesbureau bij schade als gevolg van verstrekking van niet geheel juiste in formatie aan de aannemer alleen aansprakelijk is in geval van grove schuld of in alle gevallen, waardoor zeker in het laatste geval verzekering noodzakelijk zou zijn. Prof. De Etaan zet uiteen dat de vraag niet zonder meer te beantwoorden valt. Veel hangt af van een eventuele con tractuele regeling en van de mate van schuld. Daarbij is medeschuld zeker niet uitgesloten. De registratie van belangrijke leidingen {tweede fase) (3) Algemeen (3.1 De heer Van der Sluis werpt de vraag op of wel een classifica tie van belangrijke leidingen te maken is. Er zal altijd blijken dat leidingen die daar niet op voorkomen, toch een bijzon dere waarde hebben. Verder is het gevaar niet denkbeeldig dat de zorgvuldigheid goeddeels uit het oog wordt verloren, wanneer ter plaatse geen leiding voorkomt die tot de klasse „belangrijk" behoort. De heer Van Engen voegt hier aan toe dat een telecommuni catiebedrijf het onderscheid tussen belangrijke en minder belangrijke leidingen niet kan maken. Elk deel van een ver binding van een particuliere telefoonaansluiting met zieken huis, dierenarts, politiebureau e.d. is zeer belangrijk. Inter lokale verbindingen kunnen alleen belangrijker dan lokale zijn als er slechts één interlokale verbindingskabel is. De P.T.T. heeft inmiddels door een dubbele routering het risico van volledig uitvallen van interlokale verbindingen sterk verminderd. Prof. Witt ziet wel in dat geen verantwoorde classificatie van de leidingen naar belangrijkheid te maken is. Wellicht kan men de beslissing aan de bedrijven overlaten. De heer Van Wuijckhuijse wil mede het planologisch belang van een leiding onderstrepen. Vaak is het zeer wel mogelijk de leiding tijdig te verleggen. De heer Beeftink meent dat de registratie van belangrijke leidingen ten behoeve van de planologie zich zou kunnen be perken tot een administratieve registratie. Voldoende is dan dat tracés zonder maatvoering op een kaart worden getekend. Zulks zou al mogelijk zijn vóór de verwezenlijking van het vierkantensysteem. De Provinciale Planologische Diensten zouden zich met de samenstelling van de kaarten kunnen belasten. Aanvullende en soms alternatieve aanbevelingen uit of in de geest van het Rode Boekje De heer Van der Wal hecht veel waarde aan de Aanbevelingen tot het voorkomen van beschadigingen aan ondergrondse leidingen, de A.V.L., vervat in het Rode Boekje. Zij zijn de vrucht van een samenwerking in een grote werkgroep waarin de Nederlandse Vereniging van Wegenbouwers, de Vereni ging van Exploitanten van Waterleidingbedrijven in Neder land, de Vereniging van Exploitanten van Electriciteits- bedrijven in Nederland, de Vereniging van Exploitanten van Gasbedrijven, het Staatsbedrijf der P.T.T. en enkele op drachtgevers en ingenieursbureaus waren vertegenwoordigd. In de kringen van de wegenbouwers wordt het in hoge mate betreurd dat de Studiecommissie meent een keuze te moeten aanbieden uit de systemen a en b (blz. 96). In beide gevallen namelijk geschiedt de aanvraag om leidingengegevens in een stadium waarin veelal slechts zal kunnen worden geconsta teerd dat men veel te laat is en dat beschadigingen vrijwel onvermijdelijk zijn. De gegevens zullen reeds in het ontwerp stadium door de ontwerpers moeten worden opgevraagd. Dan zal kunnen worden vastgesteld of leidingen moeten wor den verlegd en eventueel overeengekomen worden door wie en voor wiens rekening; of bestaande leidingen moeten wor- 152 ngt 71

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1971 | | pagina 22