Landmeter ngt 71 Op 16 maart 1971 werd in het gebouw van de dienst Openbare Werken in Utrecht neven staande landmeter onthuld. Landmeters hebben, anders dan in de literatuur, in de beeldende kunst zelden geïnspireerd tot artistieke prestaties. We kennen de grafsteen van Willem Janszoon in Baarland, een historische creatie. De schepper van deze nieuwe beeltenis, prof. Esser, laat ons in de volgende toelichting uit het personeelsorgaan van Openbare Werken) kennis maken met onszelf. l Een beeldhouwer vragen iets over zijn eigen beeld te schrijven staat zo ongeveer gelijk met een bakker vragen zijn eigen kadetjes op te eten. Ik had dit graag aan een ander overge laten. Enfin, die had er misschien iets onaardigs over gezegd en danGeen landmeter zag er ooit zo uit als deze kleine bronzen dwerg die nu zo druk bezig is aan het meten in de hal van „Nieuw Clarenburg". Hij behoeft misschien enige verklaring. Geen landmeter zag er ooit zö uit. Natuurlijk niet! Toen de „echte" bij mij het atelier binnenstapte, com pleet met driepoot en theodoliet, keek hij dan ook enigszins verbijsterd om zich heen naar mijn gekke poppetjes in zwarte was - de eerste ontwerpen voor dit beeld. Hij voelde zich kennelijk wat „uit het veld geslagen" en zijn kritiek was aarzelend en wat wantrouwig - je weet nooit met die artiesten. Geduldig en uitermate goedwillend heeft hij verder alle hoe ken van mijn atelier staan opmeten, ingeklemd tussen de grote „Barmhartige Samaritaan" die ik voor Utrecht-Oost aan het maken ben en een ander beeld. En hij vertelde hon derd uit over zijn vak - een uur lang - voor mij was dit juist genoeg. Een landmeter kijkt door een glaasje, draait aan een knop en gebaart met zijn arm naar de verte. Toen de heer Slotboom mij het vorige jaar opbelde met de vraag of ik voor het nieuwe gebouw van Openbare Werken in Utrecht een landmeter wilde maken, liet hij er snel op volgen: „Nou ja het mag ook wel iets anders zijn. Een modern beeld of zo iets", alsof hij zich geneerde over zijn voorstel. Maar het geconfronteerd worden met een opgave waar je nooit eerder aan dacht, heeft nu juist iets bijzonder aan trekkelijks voor een beeldhouwer. De opgave was overigens origineel genoeg. Van een landmeter is nog nooit een beeld gemaakt! Maar de opgave was ook moeilijk genoeg, want er zat hoog en breed het gevaar in van: „een genrebeeldje". Een beeld dus waarbij het vertellende element zou overheersen ten koste van de plastische elementen. Een landmeter toch heeft op zijn minst drie benen als hij naar zijn karwei gaat. In volle actie zelfs vijf en dat is - zelfs voor een beeldhouwer met enige ervaring - rijkelijk veel. Ik moest dus beginnen met het vereenvoudigen van een bijzonder ge compliceerd gegeven. Het beeld moest op drie benen gezet - geen been meer! En dus plantte ik mijn landmeter wijdbeens, liet ik hem door de knieën zakken om de goede hoogte voor oog en kijker te krijgen en liet ik zijn benen samenvallen met twee poten van zijn machinerie. En naar voren prikkend heel dun voor het gat tussen de benen het derde been. „Ja maar dat gaat zo maar niet," bracht de echte landmeter die bij mij in het atelier stond te poseren, schuchter in het midden. „Zo krijg je nooit een trillingsvrij beeld in je kijker". Een beeldhouwer echter moet nu eenmaal de werkelijkheid naar zijn hand zetten, anders blijft de plastische verbeelding nergens. Hem, de echte als vakman hoop ik achteraf toch een beetje van mijn gelijk overtuigd te hebben. Laat hij maar eens schudden aan zijn bronzen collega. Hij zal merken dat deze er solide genoeg bij staat. Met Homerus en Shakespeare heb ik mij op school meer moeten afgeven dan met trigonometrie en het is dan ook louter toeval dat in het beeld drie sterk sprekende drie hoeken als compositaire elementen gebruikt werden. Van voren gezien: driehoek via de benen omhoog naar oog en kijker; van opzij gezien: driehoek via benen en lichaam man en via voorste poot omhoog, ook weer naar oog en kijker; van boven geziendriehoek van voeten naar de punt van de bronzen plint, wijzend naar voren, naar de verte waar on zichtbaar voor ons, maar overduidelijk voor hem, men druk doende is met rood en wit gestreepte paaltjes. De aandacht van zijn bronzen oog op die verre horizon wordt van opzij gemarkeerd door het horizontale van pet en kijker, versterkt door de naar voren gerichte arm en voortgezet door het lange voetstuk. Alles streeft naar voren, deze man meet de horizon! Behalve naar het zoeken van een expressieve vertolking van zijn thema houdt de beeldhouwer zich al werkende bezig met moeilijker te omschrijven zaken, zoals b.v.: de ritmische groepering van vormdelen en hun ver schillende maatverhoudingen. Maar daar ben je eigenlijk nooit erg bewust mee bezig. Naast vitaliteit, leven en beweging heb ik ook gepoogd iets van humor mee te geven aan dit beeld. Ik hoop, dat er iets van overkomt. Het grote contrast b.v. tussen de zware massa van de zeer actieve man en de ijle diagonaal van de voorste poot, gaf mij veel plezier. Voor het overige was alles vrij eenvoudig. Nadat ik een keuze had gemaakt uit verschillende kleine voor- schetsen, waarin alle mogelijke groeperingen van de vijf poten onderzocht waren, boog ik mijn betonijzers en kneedde ik mijn was om deze constructie van het beeld op ware grootte te maken. Het onvoltooide wasmodel werd tijdens de opening van het mooie gebouw Nieuw Clarenburg symbolisch aan de ge meente Utrecht aangeboden als geschenk van een groot aan tal aannemers. Na beëindiging van mijn werk werd het beeld eerst via een gipsnegatief in polyester afgegoten. Dit gietsel werd naar de bronsgieter gebracht, die er via een „zandnegatief" een brons gietsel van maakte. Dit gietsel heb ik uitvoerig gepolijst en toen 24 uur onder de Brusselse aarde begraven om het een mooie zandpatine te geven. Het stenen voetstuk met de draaibare kop is van gepolijste Muschelkalksteen. En dat is alles. Het is verheugend dat er af en toe nog de kans is voor een beeldhouwer om met zijn handen een illusie op te bouwen van een levend mens in zijn doen en laten, in een tijd waarin hoe langer hoe meer de grote monumentale glimlachloze actuele kunst naar aanwijzingen van de kunstenaar in de fabrieken vervaardigd wordt. V. P. S. Esser 173

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1971 | | pagina 17