Met deze gegevens is een aantal eisen op te stellen voor het uitvoeren van fotovluchten met de RMK A 60/23. (Zie tabel II) 3 Toepassingen 3.1 Inpaspunten Gaat men de vergroting of de ontschranking van een opnamenegatief zonder stereo-karteringsinstru- ment voor karteringen gebruiken dan dient men een aantal voorzorgen te nemen voor wat betreft de keuze van de inpaspunten. Zo is het aan te be velen de te gebruiken punten in één horizontaal vlak te kiezen. Is dit niet mogelijk dan moet een correctie naar één horizontaal vlak voor alle te gebruiken inpaspunten worden berekend. Bij de NS is daarbij een voordeel dat van alle spoorlijnen lengtepro fielen bekend zijn, zodat onmiddellijk besloten kan worden of inpaspunten al dan niet gecorrigeerd moeten worden. De onderlinge afstand der te ge bruiken inpaspunten wordt aangepast aan de op- nameschaal, het negatief-formaat en de langsover- dekking der opnamen. Aangezien door de NS een integrale geografische hectometercodering wordt gebruikt, is zichtbaar maken van de plaats van hectometerpalen op de foto's van groot belang. Op niet geëlektrificeerde baanvakken worden dan ook paspuntkenmerken bij elke hectometer aangebracht. Op geëlektrificeerde baanvakken kunnen de boven leiding-portalen uitstekend als inpaspunt dienst doen. Deze zijn gemiddeld 70 meter van elkaar af geplaatst en hun nummering heeft een bepaalde bekende relatie met de hectometercodering. Vooraf zichtbaar maken van deze punten is uiteraard niet nodig. Het terugvinden van paspunten is door de regelmatige afstanden ertussen eenvoudig. Voor vergroten of ontschranken maakt men een selectie uit de vele zichtbare punten, zodanig dat de gun stigste combinatie van inpaspunten wordt bereikt. Eerst nadat de fotovlucht heeft plaatsgevonden worden de aan de hand van de foto's gekozen inpas punten terrestrisch in R.D.-coördinaten bepaald. Met de huidige elektronische afstandmeters zijn deze terrestrische metingen geen probleem. Aange zien het de NS in eerste instantie alleen om de eigen eigendommen gaat, beperkt de kartering zich tot een smalle strook van ca. 50 m. Bij de gebruikelijke opnameschaal van 13.000 is dit +2 cm in de foto. Daarom is het meestal voldoende de inpaspunten op de spoorbaan zelf te kiezen waarmede men de opname kan corrigeren voor afwijkingen van de verticaal in de vliegrichting. 3.2 Praktische toepassingen De schaal van bij de NS vervaardigde kaarten varieert van 1200 tot 12.000. De schaal 1200 b.v. wordt voornamelijk daar gevraagd waar men een ruim overzicht nodig heeft voor het nemen van verkeerskundige beslissingen en bij overleg over be staande situaties b.v. bij overwegen. De schaal 11.000 wordt gebruikt voor overzichten van de eigendommen der NS beheerskaarten). Zeker wanneer plannen nog in het bespreekstadium zijn, is een, eventueel ontschrankte, foto een bron van informatie en een goed alternatief voor de, wat de vervaardiging betreft, arbeidsintensievere en duurdere kartering. In figuur 4 is een detail weergegeven van een over wegsituatie te Leiden tot op schaal 1:400 vergroot. Dit is een 7,5-voudige vergroting van een deel van het originele negatief dat op een schaal 1:3.000 werd opgenomen (zie figuur 5). Hieruit blijkt zonder meer de waarneembaarheid van diverse spoortech- nische details. Als eerste proef met de RMK A 60/23 in Nederland werden opnamen gemaakt van ca. 150 km spoor lijn op 3 verschillende schalen en wel het traject Utrecht-Amsterdam op de schaal 1:2.000 (zie fi guur 6), het traject Haarlem-Den Haag op de schaal 1:3.000 (figuur 5) en het traject Haarlem- Tabel It. Maximale belichtingstijd bij wmax 30 [x. maximale vliegsnelheid belichtingstijd in km/h schaalfactor (sec.) 300 1 3.000 1/1.000 230 1 3.000 1/800 180 1 3.000 1/600 150 1 3.000 1/500 250 1 2.500 1/1.000 190 1 2.500 1/800 150 1 2.500 1/600 125 1 2.500 1/500 162 ngt 71

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1971 | | pagina 6