hebben op de conceptie N, maar intussen argeloos getalswaarden M hanteren. Het is de bedoeling van deze studie, deze gewoonte ter discussie te stellen en met nadruk het fundamentele verschil tussen de beide concepties naar voren te brengen. 2 Het ruimtelijke aspect van N De gemiddelde zeespiegel, gezien als een fysische zaak en gekarakteriseerd door N, bestaat allereerst als een verschijnsel in de ruimte. Deze gemiddelde zeespiegel is een vlak dat de aarde omspant. Als wij onze aandacht richten op de gemiddelde zeespiegel, zoals die zich over de gehele aardbol manifesteert, dan is daarbij inbegrepen dat wij alleen belang stellen in „gemiddelden"; dat wij derhalve systematische zowel als toevallige afwijkingen van een algemeen gemiddelde zoals golven, getijden en jaarlijkse of meerjaarlijkse cycli buitensluiten. Wij willen in deze fysische conceptie onderscheiden een mondiaal aspect, een regionaal aspect, een lokaal aspect. Wanneer wij de mondiale gemiddelde zeespiegel zouden willen vaststellen, dan zijn twee dingen nodig: ten eerste om de gemiddelde zeespiegel M op een groot aantal peilmeetstations regelmatig ver deeld over de wereldzeeën te meten en te berekenen en ten tweede om de nulpuntshoogten van al die peilmeetstations te kennen in mathematische co- ordinaten, onafhankelijk van de eigen anomalieën van de aardbol (vlak 1). Zover als ons huidig in zicht reikt kunnen alleen satellieten in principe hier adequate informatie verschaffen. De mathematische hoogte van vlak 1 zou echter van weinig reëel nut zijn indien die niet betrokken zou kunnen worden op de mathematische hoogte van de kust. Dit zou dan leiden tot de relatieve hoogte van de zee tot de kust. Dit evenwel is identiek aan het resultaat dat ieder peilmeetstation ons zonder satelliet al oplevert. De bijdrage van satellieten evenwel zou zijn om ons te leren kennen welke de afwijkingen zijn van het niveau der oceanen ten opzichte van de mathema tische vorm van de aardbol, hetwelk wij immers wilden weten. Dit resultaat zouden wij dan niet te danken hebben aan de peilmeetstations, maar aan de satellieten. Op dit moment is dit idee nog niet realistisch. Evenmin trouwens als het volgende: indien wij door middel van waterpassing zouden kunnen bepalen een homogeen geopotentiaalvlak, zich uitstrekken de over de gehele aardbol (vlak 2) dan zou een directe vergelijking van het aan elk peilmeetstation bepaalde gemiddelde zeeniveau M met het over de gehele aardbol bepaalde vlak 2 een exacte informatie geven omtrent de werkelijke gestalte van de afwij kingen van het gemiddelde niveau der oceanen. De relatie van het gemiddelde zeeniveau tot vlak 2 zou niet identiek zijn aan de relatie van het gemiddelde zeeniveau tot het mathematische vlak 1, aangezien het geopotentiale vlak 2 afwijkt van een mathema tisch of zuiver boloppervlak 1. Indien de oceanen waren onderworpen aan dezelfde krachten als de continenten dan zou het gemiddelde zeeniveau der oceanen nauwkeurig gelijk lopen met het geopotentiale vlak 2. De anomalieën ten op zichte van vlak 2 beschrijven de fysische vorm die het gemiddelde zeeniveau in de ruimte inneemt. Wij zijn evenwel niet in staat om een geopotentiaalvlak over de oceanen verspreid fysisch te realiseren. Dat laatste kan alleen plaats vinden over het vaste land der continenten en wel door middel van water passing. Hierbij willen wij buiten discussie laten de vraag of het geopotentiale vlak, dat bepaald wordt over de continenten, wel of niet fysisch iden tiek is aan een hypothetisch geopotentiaalvlak, dat men zich denken kan over de oceanen. Allereerst zijn wij geïnteresseerd in de maximale afwijkingen van het vlak 2 in de ruimte, want deze maximumafwijkingen besturen als het ware het gehele systeem van afwijkingen zowel in de tijd als in de ruimte. Waar treffen wij de gebieden met maximale afwijkingen in positieve of negatieve zin, wat zijn de fluctuaties in de tijd van deze maxima? Laten wij het mondiale systeem der maximale devia ties noemen de deviaties van eerste orde. Indien wij gordels en gebieden van maximum posi tieve afwijkingen tot uitgangspunt nemen en van daaruit afdalen naar de gebieden waar de afwij kingen maximaal negatief zijn, dan passeren wij op die weg telkens weer een hoogtelijn die juist over- ngt 71 180

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1971 | | pagina 4