Fédération Internationale des Géometres
uitbreiding is van zijn in Londen 1968 begonnen overzicht
over vorm en inhoud van de geodeten-opleiding in de F.I.G.-
landen. Door Baarcla werden de fundamenten van de uni
versitaire studie aan een kritische beschouwing onderworpen
en Dekker behandelde de groei van de opleidingniveau's in
Nederland. Opnieuw komt hierin de leemte naar voren in de
opleidingsmogelijkheid voor middelbaar en lager personeel.
Dit onderwerp verdient in de toekomst de aandacht van alle
betrokkenen.
Commissie 3 (beroepsliteratuur) worstelt al geruime tijd met
geringe belangstelling die zowel op de zittingen als bij de
voorbereiding en uitvoering van activiteiten wordt getoond.
Zeer onvoldoende medewerking werd ondervonden bij de
beantwoording van een „questionnaire" door voorzitter
Rogge opgesteld ter voorbereiding van de „Guide to the
study of literature of geodesy", waartoe in Londen 1968
was besloten.
Het werk aan de 2e druk van de „Dictionnaire Multilingue
des Géomètres" is daardoor eveneens onbevredigend.
Deze gang van zaken heeft tot de conclusie geleid dat de tot
nu toe behandelde onderwerpen en activiteiten beter over
gelaten kunnen worden aan een werkgroep die reeds be
staat: de „Commission Inter-Association de Bibliographie",
waarin de F.I.G. samenwerkt met andere internationale
organisaties.
De taakomschrijving van commissie 3 en de naam werden
gewijzigd. (Informatietechniek, toegepast in de geodesie).
Zeven onderwerpen over toepassingen in deelgebieden
kwamen op dit congres reeds in behandeling. Het gevaar
van overlapping met andere commissies is merkbaar, maar
het C.P. besloot toch dat commissie 3 voortaan het centrale
punt zal zijn voor bestudering van ervaringen en toepassingen
van deze techniek.
Groep B: „Survey and Mapping"
In de vergaderingen van de nieuwe Commissie 4 zee-
kaartering) werden onderwerpen behandeld op het gebied
van opleidingen, opnemingstechniek, problematiek van op
metingen met betrekking tot zeer diepgaande mammoet
tankschepen, automatisering, juridische aspecten en instru
menten. Vooral de rapporten over opleidingen ontlokten
levendige discussies. Tot voor kort werden hydrografische
werkzaamheden uitsluitend verricht door de overheid. De
opleidingen geschiedden binnen eigen diensten. Er worden
echter steeds hogere eisen gesteld in verband met de snelle
ontwikkeling van nieuwe technieken, hogere nauwkeurig-
heidseisen en automatisering. Ook in de particuliere sector
is behoefte ontstaan aan goed geschoold personeel. Dit leidde
tot het opstellen van een resolutie, waarin aan een kleine
F.I.G.-werkgroep opgedragen wordt om in internationaal
verband te komen tot een omschrijving van eisen voor de
beroepsopleiding van sea-surveyors.
Een andere interessante groep rapporten betrof de automati
sering. Van engelse en amerikaanse zijde met betrekking tot
de vastlegging en verwerking van meetgegevens, van franse
zijde voor de kaartvervaardiging.
Een verslag van Commissie 5 (instrumenten en methoden) is
het moeilijkst in kort bestek te geven. De amerikaanse voor
zitter Radlinski maakte een onderverdeling in 5 groepen
1. Instrumenten voor terrestrische metingen.
Naast de vele bijdragen over de door Bjerhammer ge
noemde „tweede generatie van electro-optische tachy-
meters", waren er berichten over de bouw en toepassingen
van instrumenten met laser-apparatuur en gyroscopen.
Een kritische beschouwing over de evaluatie van geode
tische instrumenten van Michalcak illustreert een poging
tot meer wetenschappelijke aanpak van instrumenten-
onderzoek.
2. Geodetische netten.
Fundamentele bijdragen o.m. van Baarcla (Criteria for
precision of geodetic networks) en van H. Schmidt (USA)
over de betekenis van kunstmatige satellieten voor geo
detische problemen, geven aan in welke richting de ont
wikkeling gaat.
3. Landmeetkundige methoden en coördinatensystemen.
4. Rekenmethoden.
In beide groepen werden rapporten uitgebracht die
interessante vergelijkingsmogelijkheden bevatten van de
toepassing van moderne meet- en rekenmethoden. Hier
toe behoorde in het bijzonder de nederlandse bijdrage van
Krijger en De Kruif over het in Delft ontwikkelde SCAN-
rekenprogramma voor geodetische netten.
5. Fotogrammetrie.
Hoewel er een internationale vereniging voor foto
grammetrie is, die eigen congressen organiseert, is een
F.I.G.-congres zonder een belangrijke plaats voor deze
tak van de geodesie niet denkbaar. Weinig fundamentele
problemen, maar vooral toepassingen werden belicht.
Het belang van de orthofotoscopie werd onderstreept
door de vele malen dat dit onderwerp ter sprake kwam,
zowel bij de kaartvervaardiging als bij de instrumenten
(U.S.A., Canada, Australië, Japan). Interessant is de
mededeling dat bij de firma Wild een orthofoto-uitrusting
is geconstrueerd voor koppeling aan de veel verkochte
autograaf A8, die hiermede nog universeler wordt.
In Commissie 6 (technische metingen) zijn 5 studiegroepen
werkzaam. De voordrachten op het congres waren gegroe
peerd volgens de thema's van deze groepen.
Studiegroep A houdt zich bezig met maatvoering en toleran
ties in de bouw.
De belangrijkste punten van het werkprogramma zijn:
a. meetmethoden en instrumenten voor de bouwplaats
b. kwaliteitscontrole bij de bouw
c. het opstellen van voorschriften en normbladen.
In deze groep hebben 5 leden van het C.I.B. (Council for
Building Research Studies and Documentation) zitting. Als
voorzitter fungeert ir. J. v. d. Berg uit Zweden.
De meest interessante voordrachten waren van A. Volbeda
„The importance of geodetic work in the building industry",
F. Zimmerman „Accuracy which can be achieved in building
construction", en L. Klingberg „Deviation from horizontal
structural dimensions".
Studiegroep B houdt zich bezig met het probleem van massa-
(grondverzet-) berekeningen.
Een 5-tal voordrachten gaven een indruk van de problemen
die zich voordoen bij de ontwikkeling van digitale terrein
modellen met behulp van hoogtelijnen, breuklijnen, rasters
of toevallig verdeelde punten. De registrering van meet
gegevens, welke steeds meer langs fotogrammetrische weg
ngt 72