Reorganisatie van Kador
Een gesprek met de directeur van de Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers
De redactie heeft naar aanleiding van de aangekondigde reorganisatie van de
Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers (zie NGT 72, nr. 2, blz.
25) het initiatief genomen tot een gesprek met de directeur van deze dienst,
de heer ir. M. J. te Nuyl. Bij dit gesprek, gevoerd op 31 januari jl., waren
naast de eindredacteur van het NGT en de directeur van Kador nog aanwezig
de heer ir. G. S. C. van Beek, die nauw betrokken is geweest bij de evaluatie
van het rapport van Bosboom-Hegener en Berenschot, en de heer F. W.
Avenarius, voorzitter van de Vereniging voor Kadaster en Landmeetkunde.
Uitgangspunt voor het gesprek was de in het vorige nummer van het NGT
overgenomen dienstaanschrijving K.A. 222.
De door de redactie gestelde vragen zijn in drie hoofdgroepen opgesplitst:
1. taak en structuur van de dienst; 2. werkmethoden, onderzoek en ontwik
keling; 3. taak en plaats van de ingenieur en consequenties voor zijn oplei
ding. De vragen zijn in de volgende samenvatting van het gesprek aangeduid
door middel van cursivering.
1 Taak en structuur van de dienst
In de inleiding van de aanschrijving wordt gesproken
van .reeds destijds ontwikkelde inzichten omtrent
de taak en de plaats van genoemde dienst
en van de ontwikkeling van de maatschappij en
de meer dynamische eisen die deze tijd stelt'". In de
slotbeschouwing wordt gesproken over de aan
de dienst opgedragen taken".
In de aanschrijving worden deze taken niet nader ge
specificeerd en er wordt ook geen toekomstverwach
ting uitgesproken. Zoudt u een schets kunnen geven
van de huidige taken en van de door u verwachte toe
komstige ontwikkelingen?
Met reeds destijds ontwikkelde inzichten om
trent de taak en de plaats van de dienst" wordt het
volgende bedoeld. In de jaren 1967 en 1968 heeft -
mede naar aanleiding van het rapport van de Staats
commissie inzake het Kadaster in samenwerking
met Binnenlandse Zaken een discussie en onderzoek
plaatsgevonden over de problemen met betrekking
tot taak en plaats. Duidelijk is daarbij geconsta
teerd dat de oorspronkelijk fiscale taak van het
Kadaster nog slechts een betrekkelijk klein gedeelte
uitmaakte van het totale takenpakket, waarin de
registratie van de zakelijke rechten op onroerend
goed ter bevordering van de rechtszekerheid de be
langrijkste taak was geworden. Structurering onder
de Belastingdienst werd toen niet langer gewenst ge
acht. De afsplitsing van deze dienst per 1 juli 1970 is
daaruit voortgevloeid. Het werd echter ook niet als
vanzelfsprekend aanvaard dat het Kadaster moest
blijven ressorteren onder het Ministerie van Finan
ciën. Aangezien er toen echter geen duidelijke bin
ding met andere ministeiies is aangetoond is de situ
atie op dat punt gehandhaafd. Bosboom-Hegener
heeft dit echter weer aan de orde gesteld; hun advies
daarover is nog in studie. De Vereniging voor
Kadaster en Landmeetkunde heeft zich uitgespro
ken voor plaatsing bij het Ministerie voor Volks
huisvesting en Ruimtelijke ordening.
Wat betreft de taak van de dienst: de oorspronke
lijke doelstelling was de mogelijkheid te verschaffen
met behulp van kaarten en registers te komen tot
een billijke heffing van de grondbelasting. Maar in
de in 1811 gegeven handleiding is reeds vastgelegd
dat de eigenaren erop gewezen dienden te worden,
dat een goede vaststelling van ieders eigendom ook
een middel zou zijn om in de toekomst eigendom te
bewijzen en grensgeschillen te voorkomen.
In de loop der jaren heeft de dienst zich steeds meer
ontwikkeld tot een instituut voor het verschaffen
van inlichtingen aan overheid en burgers over de ge
steldheid van de grond en de zakelijke rechten die
daarop werden en worden uitgeoefend. Het Kadas
ter registreert zowel de subjecten als de objecten van
die zakelijke rechten en houdt de mutaties daarin
bij. Deze primair te achten taak wordt reeds meer
dan een eeuw vervuld. Wettelijk is het Kadaster nog
steeds een instituut van de grondbelasting. Dit is een
ngt 72
55