zeer ongewenste situatie, want nu de grondbelasting
wegvalt zal de smalle wettelijke basis van het
Kadaster ook geheel wegvallen. Vandaar dat er ge
werkt wordt aan ontwerp en invoering van een
Kadasterwet.
Het Kadaster heeft dus een belangrijke taak op
privaatrechtelijk terrein. Daarnaast wordt het
Kadaster steeds meer door de overheid gehanteerd
als bestuursinstrument, waardoor het in de publiek
rechtelijke sfeer komt. In talrijke wetten en voor
schriften wordt een relatie met het Kadaster gelegd.
Naast de genoemde wet op de Grondbelasting zijn
de belangrijkste: de Onteigeningswet, de Ruilverka-
velingswet en de Woningwet, en verder zijn er ook
talrijke provinciale, gemeentelijke en waterschaps
verordeningen, waarin kadastrale gegevens een rol
spelen. De Kadastrale Ruilverkavelingsdienst, waar
in zo'n 650 man werkzaam zijn, is het duidelijkste
voorbeeld dat het bij het Kadaster al lang niet meer
gaat om registratie van zakelijke rechten op de
grond alleen. Ook het werk van de Bijhoudings-
dienst van de Rijksdriehoeksmeting heeft daar wei
nig meer mee te maken.
De toekomstige ontwikkeling zie ik duidelijk liggen
in de sfeer van ruimtelijke ordening en ruimtelijk
beheer. Deze zaken worden in ons dichtbevolkte
Nederland, met een schaarste aan grond, steeds be
langrijker. Voor dat ruimtelijk beheer zie ik in het
Kadaster de belangrijkste bron van informatie voor
de overheid. Daarop is de tekst gericht, die in knel
punt 11 van de aanschrijving staat. Maatschappelijk
gezien zijn de kadastrale gegevens in de publiek
rechtelijke en bestuurlijke sfeer zo essentieel ge
worden, dat door Prof. de Haan - mijns inziens zeer
terecht - is geschreven*): „de overheid kan met be
trekking tot de grond nauwelijks een stap verzetten
zonder op de kadastrale wandelstok te steunen".
Deze ontwikkeling vraagt om een dienst die in staat
is op snelle en adequate wijze gegevens over de bo
dem te verstrekken, niet alleen met betrekking tot
de zakelijke rechten, maar ook in relatie tot de ge
steldheid van de bodem. In dit licht moet u het ook
zien dat wij erover denken om de leidingenregistra-
tie ter hand te nemen. De kadastrale boekhouding is
in de loop der jaren al uitgebreid met gegevens over
ruiverkaveling, natuurschoonwet, monumentenwet,
belemmeringenwet privaatrecht en bouwsubsidies
op woningen. Ik verwacht echter dat onze gegevens
bestanden in de nabije toekomst uitbreiding zullen
ondergaan. Zeker zullen ook meer topografische ge
gevens in ons grootschalig kaartenbestand moeten
worden opgenomen.
De informatiestroom zal breder, actueler en sneller
moeten worden. Moderne technieken en automati
sering zullen ons daarbij moeten helpen. Om dat te
kunnen realiseren is een andere organisatie nood
zakelijk met vooral grotere eenheden, kortere com
municatielijnen en een top waarin meerdere disci
plines samenwerken. De dienst moet veilig gesteld
worden voor de toekomst.
Ook in het buitenland, met name in Zweden, is
duidelijk de tendens naar een databank voor pu
bliek en overheid waarneembaar.
In de aanschrijving wordt slechts één keer gesproken
over het rapport van Bosboom en Hegener. Is er ver
band tussen deze aanschrijving en het rapport?
Ja, het rapport van Bosboom-Hegener en Beren
schot is het uitgangspunt geweest. Een deel van de
problematiek die in het rapport aan de orde is ge
steld is in de aanschrijving neergelegd. Zo is bij
voorbeeld de financiële administratie niet uitputtend
behandeld, evenmin als de efficiencyvoorstellen en
de bedrijfseconomische aspecten. De teneur en de
strekking van de aanschrijving komen echter voor
zo'n 90% overeen met die van het rapport.
Het rapport, zowel de algemene beschouwingen als
de gedetailleerde analyses, is door een interne werk
groep geëvolueerd. Daaruit zijn toch wel enige ver
schilpunten tussen aanschrijving en rapport voort
gevloeid. Een voorbeeld: in een provinciaal bureau
zijn „apparaatzorg en beheer van de pool" direct
ondergebracht bij het districtshoofd, terwijl de orga
nisatiebureaus voorstelden dit bij de afdeling land
meetkundige binnendienst te plaatsen.
De directie kan het standpunt van de Vereniging
voor Kadaster en Landmeetkunde (vertolkt door de
heer Avenarius), dat het rapport openbaar moet
worden gemaakt, niet delen omdat publikatie onrust
P. de Haan: Grondeigendom en Kadaster. Tijdschrift
voor Kadaster en Landmeetkunde, 1970, blz. 29.
56
ngt 72