ring wordt geformeerd. Dat zal afhangen van de in stantie of industrie die het project zal uitvoeren. Op directieniveau zullen materiedeskundigen vanuit de afdeling registratie worden ingeschakeld. De or ganisatie en de pure automatiseringsproblematiek zullen worden bekeken vanuit de afdeling organisa tie. 3. Taak en plaats van de ingenieur en consequenties voor zijn opleiding Er wordt gesproken over jinancieel-economische en organisatorische disciplines, organisatiedeskundigen, planning- en managementtechnieken enz. Is het de bedoeling het bestaande corps van geodeten en ju risten uit te breiden of gedeeltelijk te vervangen door deskundigen op dit gebied op drs-niveau? Ja, er wordt aan enige andere disciplines gedacht. Voor de afdeling interne controle een accountant, voor de afdeling financiën een bedrijfseconoom. In Enschede of Eindhoven opgeleide bedrijfskundige ingenieurs kunnen ook in aanmerking komen. „De personeelsopbouw is onvoldoende meegegroeid met de gewijzigde omstandigheden ten aanzien van opleidingen „de taakverdeling in de technische rangen is niet optimaal"„Bij een deel van het leiding gevend personeel heeft de functie te weinig inhoud", „Men krijgt vollediger taken van de ingenieurs op hun eigen niveau" Kunt u deze zinnen wat nader toelichten? Wat zijn naar uw mening de consequenties van deze opmer kingen ten aanzien van de taak en het aantal van de geodetisch ingenieurs? Zal er een verschuiving ont staan van het technische naar het organisatorische werk? Hoe wordt de behoefte aan ingenieurs in de toekomst? De functieinhoud van bv. bewaarders en hoofden van kleine bureaus is qua management en kennis niet optimaal. Bij de toegevoegde ingenieurs doet een aantal nog teveel werk op middelbaar niveau. Door de concentratie tot grotere eenheden verbe tert dat uiteraard, maar het betekent dat we in zijn totaliteit teveel ingenieurs hebben. Er dient werk te worden doorgestoten naar lagere niveaus. De taak van de ingenieur gaat duidelijk van het uitvoerende vlak naar het organisatorische en leidinggevende niveau. De toekomstige behoefte aan ingenieurs voor het Kadaster schat ik gemiddeld op 2 a 3 per jaar. Zoals gezegd: er zal een optimale verhouding gecre- eerd moeten worden tussen het niveau van de uit voerende functionaris en de taakinhoud. Er zijn nog medewerkers in de dienst die werkzaamheden uit voeren, die zonder bezwaar door goedkopere krach ten kunnen worden verricht. De ingenieur zal in de toekomst geen akteposten meer meten. Het anciënniteitsbeginsel wordt als een knelpunt ge zien. Wat gaat hieraan gedaan worden? Wordt in het vervolg een ingenieur, die een aantal jaren bij een andere dienst heeft gewerkt en bij het Kadaster solli citeert, op zijn juiste waarde geschat en ingepast? Wordt de mogelijkheid gegeven van job-rotation en sabbatical years? De promotiemogelijkheden bij keuzebenoeming zijn te klein, doordat de anciënniteit te sterk wordt be nadrukt. Hierdoor krijgt men vooral bij de chef functies niet steeds de meest geschikte man. Vaak gaat specialisme onnodig verloren, doordat de be trokken specialist ten gevolge van het anciënniteits beginsel voor een andere, niet-specialistische functie wordt gevraagd, alleen maar doordat hij op de lijst aan de beurt is, en hij in feite niet weigeren kan, om zijn eigen materiële belangen niet te schaden. Vooral bij de jongere krachten moeten taakinhoud, salariëring en promotiekansen meer worden gerela teerd aan capaciteiten en prestaties. Daarom is no dig vergroting van de bandbreedte van het aantal rangen dat per functie kan worden ingezet, teneinde de mogelijkheid te scheppen jonge capabele mede werkers een functie te geven die hun volgens het dienstjarencriteiium niet toekomt. Job-rotation wordt gestimuleerd, teneinde verstar ring in de functievervulling tegen te gaan. Ook is er geen bezwaar tegen dat een medewerker tijdelijk een functie buiten Kador vervult. Waarschijnlijk heeft het Kadaster in de toekomst minder en een ander soort ingenieurs nodig. Doordat de bewaarders worden belast met juridische zaken zal de rechtskennis van de ingenieur (bv. voor ruilverka- ngt 72 59

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1972 | | pagina 21