nous ajouterons que les différentes séries nous ont paru avoir tout l'accord que l'on peut attendre d'un observateur qui est de bonne foi et qui n'a point alteré ses observations" [12, biz. XXV], Hij eindigt zijn beoordeling met de volgende woorden „Ainsi nous pensons que M. Ie Général Krayen- hoff a droit aux éloges de la classe et a la reconnaissance des savans" [12, biz. XXIX]. 2.4.3 Krayenhoff's eigen oordeel Krayenhoff was zeer tevreden met de resultaten van zijn werk en hoopte dat zijn driehoeksnet niet alleen als basis voor de nieuwe kaart van Nederland zou dienen maar ook gebruikt zou kunnen worden voor de vormbepaling van de aarde. In een brief d.d. 23 augustus 1811 aan De Gelder vindt men hierover het volgende: „Mijne geodesische operatiën zijn naar genoege afgeloopen en vereenigd met die van het Noor den van Duitschland, van Denemarken, Han nover etc. Ik verlange naar de voltooijing van mijnen uitgestrekten arbeid, die ik ver- trouwe, dat het licht zal mogen zien, en voorts voor de algemeene Geographie nuttig zijn, trouwens mijne meeting bestaande uit 166 (moet zijn 162) driehoeken is geene van de ge ringste tot nog toe volbragt" [27]. En het Précis historique eindigt met de volgende woorden: et sera utile, non seulement a l'éxécution de la carte du territoire Batave mais encore aux progrès de la Géographie et a la propaga tion des Connaissances Géodésique en Europe" [12, blz. 47], De gunstige beoordelingen van Van Swinden en Delambre moeten Krayenhoff de overtuiging heb ben gegeven dat hij een belangrijk werk had vol bracht. Tot deze overtuiging zal zeker hebben bij gedragen een uitspraak van Van Swinden in het rapport van l'Institut de Hollande waarin deze het werk van Krayenhoff noemt: „Un des travaux les plus importans que aient jamais été exécutés" [12, blz. IX]. 2.4.4 Latere beoordelingen van Krayenhoff's werk Carl Friedrich Gauss (1777-1855), in 1807 benoemd tot hoogleraar in de wis- en sterrekunde en directeur van de universiteitssterrewacht te Göttingen, is de eerste geweest die op de minder grote nauwkeurig heid van het net van Krayenhoff heeft gewezen. Op aandringen van zijn vriend en leerling, de Deense astronoom en geodeet Schumacher, heeft Gauss in de jaren 1821-1823 een graadmeting uitgevoerd tussen de sterrewachten van Göttingen en Altona. Schumacher zelf had in de jaren 1816-1819 reeds een graadmeting verricht tussen de noordpunt van Jutland en Altona (dat toen tot Denemarken be hoorde). In 1824-1825 zette Gauss de graadmeting in westelijke richting voort tot Jever en Varel welke stations beide ook tot het net van Krayenhoff be horen. Later (1828-1844) werd onder zijn leiding een driehoeksnet gemeten dat zich uitstrekte over geheel Oldenburg en Hannover (fig. 2). Een uit voerige beschrijving van het geodetisch werk van Gauss, die als wiskundige overigens een veel groter naam heeft gekregen dan als geodeet, vindt men in [28], [29], [30], [31] en [32], Vooral [32], dat werd uitgegeven in 1955 ter gelegenheid van de 100ste sterfdag van Gauss, bevat zeer veel wetenswaardige bijzonderheden. Bij de vereffening paste Gauss de door hem gevon den methode der kleinste kwadraten toe. Hiermede is hij de eerste geweest die een driehoeksnet op wetenschappelijke wijze heeft vereffend. In een brief d.d. 5 nov. 1823 aan Bessel schrijft hij hierover: „Ich habe das System meiner Hauptdreiecke in diesen Tagen sorgfaltig ausgeglichen, so dass nicht nur die Summe der Winkel jedes ein- zelnen Dreiecks, sondern auch die Verhaltnisse der Seiten in den gekreuzten Vierecken und Fünfecken genau harmoniren, und zwar ohne alle Willkür, ohne Auswahlen, ohne Aus- schliessen, Alles nach der Strenge der Probabili- tatsrechnung" [28, blz. 179]. Bij de aansluiting van zijn net aan dat van Krayen hoff stuitte Gauss op moeilijkheden. Door het her meten en herberekenen (met toepassing van de me thode der kleinste kwadraten) van enkele van Krayenhoff's driehoeken in Oost-Friesland kwam hij tot de overtuiging dat de nauwkeurigheid ervan ngt 72 75

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1972 | | pagina 13