tronomische waarnemingen van den Luitenant
Generaal Baron Krayenhoff, Kommandeur van de
Militaire Willemsorde, Gouverneur van Amster
dam, Inspecteur Generaal der Fortificatiën, van het
Corps Ingenieurs, de Pontonniers, Mineurs en
Sappeurs" [18, blz. 387].
Bij haar verschijning echter voldeed de kaart van
Krayenhoff niet meer aan de eisen destijds. Koeman
[17, blz. 63] zegt hierover het volgende: „De tragiek
in het werk van Krayenhoff is nl. dat zijn kaart op
het moment van zijn voltooiing reeds verouderd was.
Verouderd in die zin dat de opvattingen over wat
een topografische kaart aan inhoud diende te be
vatten in het jaar 1822, toen de kaart voltooid was,
niet meer overeenstemden met de opvattingen vol
gens welke de kaart in 1799 ontworpen was."
2.3 Meting en berekening van het driehoeksnet
In deze paragraaf zal achtereenvolgens aandacht
worden besteed aan de hoekmetingen, de basis
meting, de astronomische metingen, het hierbij ge
bruikte instrumentarium, en de berekening en ver
effening van het net. Uitvoerige bijzonderheden
over deze onderwerpen zijn, behalve in Krayenhoff's
„Précis historique" [12], te vinden in de reeds ge
noemde publikaties van Cohen Stuart [9], Van der
Plaats [14] en Moor [15], Vandaar dat in deze para
graaf zal worden volstaan met het geven van een
samenvatting van, in hoofdzaak, historische ge
gevens ontleend aan deze publikaties.
2.3.1 Hoekmetingen
Krayenhoff verrichtte in de jaren 1799 en 1800 een
groot aantal hoekmetingen op de voornaamste
torens van de republiek met behulp van een sextant.
Voor de oriëntatie van zijn net bepaalde hij in de
zomer van 1800 door zonswaarneming op Urk het
azimut van Urk naar Enkhuizen, Staveren, Lemmer
en Kampen. Verder mat hij in februari 1800, toen
de Gouwzee bevroren was, een basis over het ijs
tussen Monnikendam en Marken. Met de uit deze
waarnemingen verkregen gegevens werd voor de
tweede maal begonnen met de samenstelling van de
nieuwe kaart. De moeilijkheden waren nu veel ge
ringer en in november 1800 waren de eerste twee
bladen gereed. Krayenhoff toonde deze aan zijn
oude vriend prof. J. H. van Swinden (1746-1823),
destijds hoogleraar in de wis- en natuurkunde te
Amsterdam en lid van het Uitvoerend Bewind van
de Republiek. Hoewel deze zijn tevredenheid uit
sprak over het bereikte resultaat, betreurde hij het
dat deze gelegenheid niet was aangegrepen om een
driehoeksnet te meten van eenzelfde nauwkeurig
heid als de in de jaren 1792-1799 door Méchain
en Delambre uitgevoerde grote Franse Graad
meting. Met deze graadmeting, die zich uitstrekte
van Duinkerken tot Barcelona, was Van Swinden
zeer goed bekend. Als lid van de internationale
„Commission des poids et mesures" had hij nl. in
de jaren 1798-1799 deze graadmeting berekend en
bovendien het eindverslag over dit grote werk uit
gebracht. Na een uiteenzetting door Van Swinden
over de methode die Méchain en Delambre hadden
toegepast besefte Krayenhoff hoe gebrekkig zijn
hoekmetingen met de sextant waren geweest, of
zoals hij het zelf uitdrukt: et me firent regarder
avec une certaine répugnance les défectuosités que
se montraient dans mon premier travail" [12, blz.
4]. Hij stelde zijn opdrachtgevers (de commissie
belast met de nieuwe territoriale indeling) toen voor
geheel opnieuw te beginnen en een driehoeksnet
van grote nauwkeurigheid te meten. Dit zou dan,
behalve voor het vervaardigen van de nieuwe kaart,
ook gebruikt kunnen worden voor de graadmeting
en uiteindelijk voor de vormbepaling van de aarde.
Zijn werk zou dan, met het door de Franse geodeet
J. Perny de Villeneuve in 1795 gemeten driehoeks
net tussen Duinkerken en Zierikzee en het nog te
meten net in Noordwest-Duitsland, als schakel
kunnen dienen tussen het werk van Méchain en
Delambre en het Deense driehoeksnet van prof.
Thomas Bugge Sr. (1740-1815). Met veel moeite
wist Krayenhoff de commissie voor zijn plan te
winnen. Door bemiddeling van Van Swinden kreeg
hij voor zijn hoekmetingen nu de beschikking over
een repetitiecirkel van Borda, een veel nauwkeuriger
instrument dan zijn voorheen gebruikte sextant.
In 1801 mat hij met dit nieuwe instrument een aantal
driehoeken die te Zierikzee bij het net van Perny
aansloten. Bij de berekeningen de volgende winter
bleek dat zowel deze nieuwe metingen als het werk
van Perny niet de vereiste nauwkeurigheid bezaten
69
ngt 72