bestand in 1968 als maatschappelijk probleem op
de voorgrond is getreden. Daarvóór was alle aan
dacht inzake volkshuisvesting op de nieuwbouw ge
richt. De sedert medio 1970 bestaande commissies
die de Minister adviseren inzake subsidies voor de
nieuwbouw, zouden de gemeenten zeer van dienst
zijn door de mogelijkheid aan te bevelen een deel
van die gelden voor voorzieningen aan oudbouw te
bestemmen. Dan kan het Rijk ook tonen behulp
zaam te kunnen zijn zonder al te grote bemoeizucht
aan de dag te leggen.
Bestuurlijke planologische aspecten
De volgende spreker, drs. R. J. de Wit, burge
meester van Alkmaar, voorzitter van de Commissie
Stedelijke Reconstructie van de Raad van Advies
voor de Ruimtelijke Ordening, behandelt bestuur
lijk-planologische aspecten. Bij de stadsvernieuwing
gaat het om de herinrichting van stedelijke ruimte,
waarbij het vervoer niet buiten beschouwing ge
laten kan worden. De verpaupering van de binnen
steden en de oude wijken is ver gevorderd. Bij de
oude barrières in het administratieve-juridische
apparaat, heeft zich een nieuwe gevoegd, de in
spraak. De wet op de Ruimtelijke Ordening was
reeds bij de invoering verouderd, hetgeen is toe te
schrijven aan de beperking tot toelatingsplanologie.
Verder zijn de drie bestuurslijnen, zoals ontworpen
door Thorbecke, schadelijk voor de procedure.
Volgt op een beroep op het College van Gedepu
teerde Staten nog behandeling bij de Kroon die
niet aan een termijn gebonden is, dan kunnen im
mers vijf jaren zijn verstreken, voordat de gemeente
zich met de verwerving van de grond kan bezig
houden, waarmede dan ook nog wel twee jaar zijn
gemoeid. Dan is er nog een langdurige onzekerheid
over de uitvoering van de vastgestelde plannen. Het
zou aanbeveling verdienen een stelsel te creëren
waarin gemeente, provincie en Rijk in samenwerking
plannen maken, waardoor de procedure in ander
half tot twee jaar zou kunnen worden voltooid.
Spreker werpt vervolgens de vraag op naar de be
tekenis van „bouwplan" in art. 77 lid 1, sub 3°,
Onteigeningswet en wel in het licht van de ont
worpen nieuwe onteigeningsgrond „ten behoeve
van een in het belang van de reconstructie van de
bebouwde kom uit te voeren bouwplan". Waar
schijnlijk zou het kunnen worden omschreven als
een globaal schetsplan van de voorgestelde be
bouwing van een bepaald gebied, in welk plan bij
de uitvoering wijzigingen van secundaire betekenis
kunnen worden aangebracht. Helaas blijkt uit de
Memorie van Antwoord bij het wetsontwerp dat
het bouwplan slechts incidenteel het bestemmings
plan zal kunnen vervangen. Zeer belangrijk kan
mede in dit verband overigens zijn de toezegging
van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening dat de Kroon wel kan terugtreden ten
aanzien van de ambtshalve overweging met betrek
king tot de details van de bebouwings- en gebruiks
voorschriften, als de gemeenten voldoende zorg
vuldigheid betrachten ten aanzien van de vorm van
bestemmingsplannen.
De heer De Wit hecht veel waarde aan een goed
georganiseerde inspraakprocedure die derhalve wel
de vereiste rechtsbescherming brengt, maar geen
stagnatie veroorzaakt. De inspraak moet de plaats
krijgen die hem toekomt, namelijk tussen informatie
overdracht en medebeslissing. De burgerij moet in
zien dat een beslissing moet worden genomen en
dat op een gegeven ogenblik niet méér kan worden
geëist dan dat alle belangen zijn afgewogen.
Bij de stadsvernieuwing is de herhuisvesting, via
nieuwbouw of doorstroming naar jongere oud
bouw, vaak een beperkende factor. De stadsver
nieuwing hangt eigenlijk samen met de gehele ont
wikkeling van het stadsgewest. Illustratief zijn de
plannen voor Noord-Holland benoorden het Noord
zeekanaal, waar in tien jaar o.a. 206.000 woningen
zullen worden gebouwd. De verkrotting en de ver
paupering heeft in de vier grootste steden wel de
ernstigste vormen aangenomen. Als triest voor
beeld is de Amsterdamse Kinkerbuurt te noemen
met de ongelooflijke bebouwingsdichtheid van 200
woningen per hectare. Hier zijn speciale regelingen
nodig, die evenwel niet ten koste van de middel
grote steden mogen werken.
De noodzaak van wetgeving
Prof. mr. P. de Haan moet zich beperken tot de
hoofdpunten op de hoofdlijnen van een wet op de
stadsvernieuwing. Voorop staat dan het accent op
ngt 72
96