Fig. 2. Bedieningspaneel. zich op een centraal bureau bevinden, zodat voor meerdere veldinstrumenten slechts één omzet- apparaat behoeft te worden gebruikt. De elektro-optische lengtemeter Bij het begin van het onderzoek kon voor wat be treft de elektronische lengtemeting worden gekozen tussen verschillende methoden en combinaties daarvan. Tijdens het onderzoek zijn een aantal prototypes gebouwd om de voor- en nadelen van de verschillende methoden te vergelijken. Gekozen moest worden tussen microgolven of licht- (of infra rood-) golven. Daarnaast moest worden gekozen tussen het meten van de looptijd van een uitgezon den en via een reflector teruggekaatste korte puls, of het meten van het faseverschil tussen uitge zonden en ontvangen continue modulatie van de draaggolf. Als microgolven kwamen alleen zeer korte golven (golflengte b.v. 1 mm) in aanmerking omdat men anders bij redelijke afmetingen van antenne en reflector te veel last van ongewenste reflecties heeft. Deze korte golven kunnen in een draagbaar instru ment nog niet worden verwerkt. Voor het meten met enkelvoudige pulsen is een zeer grote intensi teit vereist, zodat men bij gebruik van licht of infra rode straling met een laser moet werken. Voor een klein draagbaar instrument zou een halfgeleide laser in aanmerking komen. De pulsen zouden zeer kort moeten zijn (korter dan 1 nanoseconde), het geen moeilijk te verwezenlijken is. Men kan ook met veel langere pulsen werken en deze continu moduleren met een hoge frequentie (b.v. 30 MHz). Omdat men een laser niet direct zo hoog-frequent kan moduleren is hierbij een uitwendige modulatie nodig. Een ander bezwaar van de laser is, dat men op moet passen voor gevaar voor het oog. Een voor deel zou zijn dat vanwege de grote lichtsterkte met een kleinere optiek gewerkt zou kunnen worden en mogelijk met zeer goedkope wegwerp-reflectoren (scotch tape). In verband met bovenstaande bezwaren is gekozen voor een infrarode stralingsbron die zeer eenvoudig continu gemoduleerd kan worden met een hoge frequentie van 15 MHz. Het voordeel van deze frequentie is, dat gedurende één periode het licht een afstand aflegt van 20 meter. Omdat het licht de afstand van de standplaats tot de reflector heen en terug aflegt, komt één periode overeen met een lengte van 10 meter. Om nu een nauwkeurigheid in de gemeten lengte te bereiken van 1 cm is een fase meting van 1:1000 nodig. Dit is met de moderne elektronische componenten niet al te moeilijk te verwezenlijken. Hiermee is dus bepaald in welk deel van 10 meter de reflector is geplaatst. Door ook een 100 maal lagere frequentie (150 kHz) uit te zenden, kan worden bepaald hoeveel maal de te meten lengte de eenheid van 10 meter bevat. Eén periode van 150 kHz komt overeen met een lengte van 1000 meter. Het maximale bereik van de lengte meter is hierdoor voorlopig 100 meter. Figuur 3 geeft een beeld van de meting van het faseverschil van de frequentie van 15 MHz. Op de elektro-optische lengtemeting zal niet verder worden ingegaan, omdat het principe ook reeds in andere lengtemeters is toegepast en inmiddels als bekend mag worden verondersteld. Het bijzondere van dit deel van de ART is de zeer kleine omvang uitgezonden signaal ^-o ontvangen signaal fase- verschil 10m lengte verschil Fig. 3. Principe van de meting van het faseverschil. ngt 72 89

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1972 | | pagina 5