sectoren is verdeeld, komt overeen met een ver schuiving van de index t.o.v. de horizontale of ver ticale rand over 1 graad. De micrometerschijf kan zowel voor de horizontale als voor de verticale rand worden gebruikt, omdat een directe mechanische koppeling ontbreekt. De overbrenging gebeurt namelijk via een optische micrometer. Het registratiegedeelte In het laboratorium voor Geodesie in Delft is reeds veel ervaring opgedaan in het registreren van meet gegevens op de magneetband van een cassette recorder. Vanwege de goede resultaten met deze wijze van registreren is ook voor de ART de auto matische registratie op een cassette-magneetband gekozen. De voordelen van de cassette-recorder zijn: de kleine omvang, het lichte gewicht, de gemakkelijke uitwisselbaarheid van de cassettes, de cassettes zijn overal te koop. Bovendien is het een zeer betrouw baar systeem, de band mag tijdens de opname snel ler of langzamer lopen, zonder dat informatie ver loren gaat. Aangezien een cassette-recorder maar één spoor bezit en de schrijfkop niet direct toegankelijk is, ngt 72 vallen systemen met meer dan één spoor en syste men waarbij het binaire signaal direct aan de schrijf kop wordt toegevoegd, buiten beschouwing. Omdat een klokpuls die synchroon loopt met de geschreven informatie ontbreekt, is uiteindelijk gekozen voor een systeem waarbij het aantal geschreven perioden wordt geteld en waar tevens na ieder bit de gelegen heid bestaat dit aantal perioden te detecteren. Voor de registratie van de waarnemingen is uiteindelijk gekozen voor de veilige frequentie van 1,5 kHz. De registratie geschiedt in BCD-code. Dit wil zeg gen, dat ieder decimaal cijfer bestaat uit vier bits (nullen of enen). Eén bit wordt verdeeld in drie ge deelten; het startgedeelte begint met het wegblijven van het signaal. Het middengedeelte (het informatie gedeelte) betekent voor een „1" zestien pulsen en voor een „0" nul pulsen. Het eindgedeelte bestaat uit acht pulsen. Zie figuur 6. nnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnrij „wig-waï Innnnnnnnj „o-signaai i i leder BCD-getal (vier bits) wordt voorafgegaan door een start-stop-element dat uit 36 pulsen be staat. De registratie van één gehele meting wordt voorafgegaan door een signaal van 48 pulsen van 1,5 kHz. Met de ART worden de volgende gegevens geregistreerd - de rechtstreekse lengte die uit 6 BCD getallen be staat; - de horizontale of verticale richting bestaande uit 6 BCD-getallen; - de gegevens van de duimwielschakelaars. Dit zijn 14 BCD-getallen; - de gegevens van de drie indicatoren voor de auto matische detailpuntnummering. Dit zijn drie BCD-getallen. In totaal worden bij iedere meting geregistreerd één startelement van 48 pulsen, 29 start-stopelemen ten en 29 BCD-getallen, ieder bestaand uit vier bits. Tesamen met de start- en stoptijd van de magneet band duurt een dergelijke registratie ongeveer 5 seconden. fH kodeschijf hoofd kodeschijf Optische Wegklapbaar prisma Horizontale hoofd kodeschijf Fig. 5. Principe van de code-theodoliet. 1,5 kHz I Fig. 6. „0"-en „l"-signalen. 91

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1972 | | pagina 7