J. C. P. de Kruif Een analyse van het RD-punt Vinkeveen J. VAN Mierlo voorkomend in twee aangrenzende kringnetten. RD-punt Vinkeveen: goed of fout? Inleiding De N.L.F. werkgroep puntsbepaling, opgericht in augustus 1969, werd verleden jaar geconfronteerd met een merkwaardig puntsbepalingsprobleem. Twee kringnetten die aan elkaar grensden leverden in een gemeenschappelijk RD-punt onverklaarbare tegenstrijdigheden op. Dit probleem was uit theoretisch oogpunt van groot belang. Dit was de reden dat het Laboratorium voor Geodetische Rekentechniek te Delft hiervan een grondige analyse uitgevoerd heeft. De extra metingen die daartoe noodzakelijk waren, zijn in samenwerking met de dienst van het Kadaster uitgevoerd door de heer H.A. Verhoef. De teke ningen zijn vervaardigd door de heer M.G.J.J. Jutte met behulp van de Coragraph tekenautomaat van het Laboratorium voor Geodesie. Gang van zaken bij de berekening van kringnetten Zodra van een gemeten net alle waarnemingen be schikbaar zijn, d.w.z. de richtingen en de afstanden, welke laatste gereduceerd worden naar het kaart- vlak, wordt de interne vereffening uitgevoerd. Deze vereffening gebeurt met het le standaard vraagstuk, waarbij alleen de voorwaarden tussen de gemeten grootheden opgesteld worden hetgeen wil zeggen, dat alleen de vorm van het net ver effend wordt. Pas na deze vereffening vindt de aansluiting op be kende punten plaats, veelal RD-punten. Als resultaat van de interne vereffening krijgen we voor de beoordeling van het net: 1 de schatting van de variantiefactor: hierin is b het aantal voorwaarden dat gebruikt wordt bij deze vereffening, (ye) is de vector van de sluittermen van de voorwaardevergelijkingen, (yr)* is de getransponeerde van deze vector en (g re) is de inverse matrix van de normaalvergelijkingen van het le standaardvraagstuk. Deze berekende schatting van de variantiefactor a1 wordt getoetst aan een aangenomen waarde voor de variantiefactor. Men wantrouwe de waarnemingen als: waarin a de onbetrouwbaarheid van de toets voor stelt. De zgn. kritieke waarde Fj_a. wordt met behulp van een nomogram bepaald [1,2]. In de nakomende beschouwingen is steeds voor de vari antiefactor a1 de waarde 1 aangenomen. 2 Per waarneming de toetsgrootheid w'. Daar de waarnemingen in dit geval niet correleren is de w-toets niets anders dan: of de correctie aan de waarneming gedeeld door de standaardafwijking van de bijbehorende correctie. Als toetswaarde (kritieke waarde) wordt uit prak tische overwegingen voor een kringnet meestal 3,3 gekozen (onbetrouwbaarheidsdrempel a0 0,001). Er bestaat een verband tussen de toetsing van de variantiefactor en de w-toets. Een en ander staat uitvoerig beschreven in [2]. Na deze interne vereffening vindt de toetsing van de aansluitingspunten plaats. Hiertoe wordt voor deze punten een variantiematrix ingevoerd. Daar de werkelijke variantiematrix van deze punten moei lijk of niet op te stellen is, voeren we in plaats hier van een vervangingsmatrix in, zoals die de laatste jaren door Prof. Baarda te Delft is ontwikkeld. Deze vervangingsmatrix geeft een betere beschrij- M. Molenaar SUMMARY TRIG POINT VINKEVEEN: RIGHT OR WRONG? Two traverse networks with some common points give in one of these points inexplicable discrepancies. First of all an explanation is given of the testing procedure presently used in traverse networks. An analysis of the above mentioned problem has been made. Recommendations are given to avoid similar problems. d2 ^of ngt 72 ■y -* 1 a; b, co (7 e' vv <7£. 115

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1972 | | pagina 11