polygoonmetingen t.b.v. de verbindingen tussen de
satellietstations [2] [3],
2.3 Nauwkeurigheidswaterpassing
De eerste nauwkeurigheidswaterpassing werd van
1875 tot 1885 uitgevoerd door de Rijkscommissie
voor Graadmeting en Waterpassing. De Rijks
commissie publiceerde de resultaten in 1888 in de
„Uitkomsten der Rijkswaterpassing".
Onmiddellijk na het gereedkomen van de Ie nauw
keurigheidswaterpassing werd het net uitgebreid
met enige lijnen, gemeten door de Algemene Dienst
van de Waterstaat. De resultaten hiervan werden in
1890 door de Waterstaat gepubliceerd in de zgn.
„Lijst van de lijnen der nauwkeurigheidswater
passingen verricht in 1886 en 1887". Sindsdien
werden alle primaire en secondaire waterpassingen
alsmede de publikatie van de gegevens van peil-
merken (provinciegewijze registers) verzorgd door
de Waterstaat (later Rijkswaterstaat).
De bijhouding van het net van peilmerken van het
N.A.P. berust thans bij de Meetkundige Dienst van
de Rijkswaterstaat, ressorterend onder het Minis
terie van Verkeer en Waterstaat [4],
De verzamelde gegevens worden niet meer in regis
ters doch in de vorm van lijsten en overzichtskaar
ten gepubliceerd.
Aan het net van de nauwkeurigheidswaterpassing
is verbonden een net van peilschalen, waarvan het
onderhoud alsmede de verzameling en de verwer
king aan de waarnemingen wordt verzorgd door de
Afdeling Hydrometrie van de Directie Water
huishouding en Waterbeweging van de Rijks
waterstaat [5].
2.4 Zwaartekracht
De eerste metingen van de versnelling van de
zwaartekracht werden verricht door de Rijks
commissie voor Graadmeting en Waterpassing.
In 1892 wordt in het verslag van de Rijkscommissie
voor het eerst melding gemaakt van „slinger-
bepalingen"[6]. Na een periode van voorbereiding
(1905-1908) heeft Vening Meinesz van 1910 tot 1927
in dienst van de Rijkscommissie vele honderden
zwaartekrachtsmetingen verricht, zowel op het land
(in Nederland) als in de oceanen over de gehele
wereld verspreid. Evenals bij de satellietmetingen
is de zwaartekrachtsmeting sterk internationaal
georiënteerd.
Voor de meting van de zwaartekracht bestaat thans
geen aparte dienst: de metingen geschieden door
verschillende instanties.
Als eerste dient het Laboratorium voor Geodesie
van de Onderafdeling der Geodesie van de Tech
nische Hogeschool te worden genoemd.
De Onderafdeling bezit daartoe verschillende kost
bare instrumenten; alleen het oorspronkelijke slin
gertoestel van Vening Meinesz is in het bezit van
de Rijkscommissie. Behalve door het Laboratorium
voor Geodesie wordt de zwaartekrachtsmeting ook
beoefend door het Vening Meinesz-Laboratorium
van de Rijksuniversiteit Utrecht en door het
Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut
te De Bilt.
Een nauwkeurig inzicht in de organisatie-structuur
is moeilijk te verkrijgen. Zo is bijvoorbeeld de
scheiding tussen de verantwoordelijkheid van de
Rijkscommissie voor Geodesie en het Laboratorium
voor Geodesie moeilijk aan te tonen. In het alge
meen blijkt dat bij de verschillende expedities de
waarnemers ter beschikking worden gesteld door
bijvoorbeeld de Bijhoudingsdienst van de Rijks
driehoeksmeting, het Laboratorium voor Geodesie
of het K.N.M.I., terwijl de extra kosten gedragen
worden door de Rijkscommissie.
Met uitzondering van het K.N.M.I., dat onder het
Ministerie van Verkeer en Waterstaat behoort,
ressorteren alle instanties die zich met de primaire
zwaartekrachtsmeting bezighouden onder het Mi
nisterie van Onderwijs en Wetenschappen.
Overigens moet in dit verband de onmisbare bijdrage
van de Koninklijke Marine tot de zwaartekrachts
expedities op zee worden vermeld[7].
3 Algemene karteringen
In deze paragraaf volgt een overzicht van de topo
grafische en hydrografische karteringen op de
schalen 1:10.000 en kleiner. Deze karteringen
hebben de algemene eigenschap dat ze het gehele
gebied (Nederland aangrenzende zeeën) beschrij
ven volgens een vast programma en bestemd zijn
voor een zo algemeen mogelijk gebruik.
ngt 72