met enkele bedrijven aangetoond dat de filmvervorming
ook voor positief materiaal niet te verwaarlozen is en dat
zelfs ernstige plaatselijke deformaties kunnen optreden.
Zorgvuldige behandeling en controles zijn geboden. Tus
sen twee haakjes: ook het „réseau" kan dienen om positief
materiaal te controleren.
Het is duidelijk dat de numerieke fotogrammetrie, waarbij
foto-coördinaten het basismateriaal vormen, er zich voor
al goed toe leent om vervormingen, geconstateerd op
grond van ,,réseau"-metingen, te corrigeren.
Ook de lensvertekening kan bij de analytische methode
eenvoudig gecorrigeerd worden. Bij de analoge methode
kan weliswaar ook het radiaal symmetrische gedeelte
geëlimineerd worden, maar bij de analytische methode kan
elke bekende vorm van vertekening schadeloos gemaakt
worden; dit geldt zowel voor de onregelmatige radiale
vertekening als voor de tangentiële vertekening.
Wat gezegd is over vertekening geldt eveneens voor de
fotogrammetrische refractie, die veroorzaakt wordt door
de niet homogene luchtlagen, waardoor de lichtstralen
gaan, die, afkomstig van de terreinpunten, de lichtge
voelige laag in de camera bereiken. Laatstgenoemd onder
werp zou naar mijn mening meer aandacht verdienen.
Straks kom ik hier nog wel op terug.
Vaak ziet men dat refractie en aardkromming in één
adem worden genoemd. Aardkromming laat ik in deze rij
echter buiten beschouwing, omdat het probleem van de
aardkromming van geheel andere aard is. Aardkromming
speelt alleen een rol bij de vraag over het vastleggen van
de metingen, öf t.o.v. een assenstelsel öf t.o.v. de geoïde.
In de analytische fotogrammetrie is evenals bij de analoge
methode de stralenbundel het eigenlijke bouwelement; dat
is de bundel lichtstralen die bij de opname de intree pupil
is gepasseerd en is vastgelegd in het vlak van de foto op de
emulsie. Dit fysische proces gaat bij elke fotogramme
trische methode steeds vooraf. De lichtstralen geven een
zwarting op de gevoelige laag en details van deze zwarting
worden als punten, fotopunten, beschouwd die correspon
deren met terreinpunten. De coördinaten van de foto-
punten, gemeten met een comparator in het vlak van de
foto, en de ruimtelijke coördinaten van het projectie
centrum bepalen de stralen van de bundel waarmede men
verder kan rekenen.
Het is te verwachten dat de instrumentele fouten hierbij
130
een geringere rol zullen spelen dan bij de analoge methode.
De moderne precisie uitwerkingsinstrumenten hebben
daarentegen een zo hoge nauwkeurigheid dat deze instru
mentele fouten in het gehele complex van fouten slechts
een geringe rol spelen. Tegenover de instrumentele fouten
staan andere fouten, die het resultaat sterk beïnvloeden,
en uit het voorgaande zal u duidelijk zijn dat dit vooral de
fouten zijn in het uitgangsmateriaal, de foto zelf.
Dit doet me denken aan een citaat van prof. Thompson,
waarin hij schrijft over de beperkingen van fotogramme
trische triangulatie. De beperkende factoren zijn: het
vliegtuig, dat niet stil staat, en de refractie. Vergelijkt men
fotogrammetrische opnamen met theodoliet-metingen dan
valt het volgende verschil te constateren. Bij richtings
metingen op een punt wordt steeds zo goed mogelijk een
gemiddelde gezocht over een bepaald tijdsinterval. Ook bij
beperkte ondulatie kunnen nog relatief goede metingen
worden gedaan. Bij het „richten" van een luchtcamera
wordt slechts gedurende een gedeelte van 1/100 seconde
„waargenomen". En snelle vliegtuigen maken nog kortere
sluitertijden noodzakelijk. Vanwege het korte waar
nemingsmoment is de invloed van de onregelmatigheid in
de luchtlagen het sterkst, omdat men verwachten mag dat
een gedeelte van deze onregelmatigheid sterk varieert met
de tijd. Hoe we de metingen ook inrichten, aldus prof.
Thompson, deze refractie blijft een storende invloed hou
den op ons basismateriaal, de foto.
Wel meen ik te mogen stellen dat de steeds groter en
sneller wordende computers de mogelijkheid bieden om
grotere aantallen foto's met veel waarnemingen te ver
werken, waardoor de fotoschaal groter gekozen kan wor
den en hierdoor de invloed van de storende refractie te
beperken is.
Verschillende rekenkundige bewerkingen zijn in de laatste
decennia in de analytische fotogrammetrie ontwikkeld.
Hierbij zijn de namen te noemen van Church, E, Thomp
son, E. H„ Schut, G. H„ Bartorelli, U„ Van den Hout,
H. C„ e.a.
Men kan hierbij onderscheiden aan de ene kant methoden
waarbij men er naar gestreefd heeft de analoge methode zo
goed mogelijk mathematisch te beschrijven; d.w.z. elk
tweetal stralenbundels wordt onafhankelijk relatief ge
oriënteerd, waarbij de snijding van corresponderende stra
len de enige voorwaarde is en de oriënteringselementen als
parameters worden ingevoerd. De schaaloverdracht tussen
ngt 72