Discussie Samenvatting van de discussie volgend op de inleiding van de heer G. Brand: Organisatorische en economische aspecten van landmeetkundige diensten. Prof. Baarda is onder de indruk van de voordracht van de heer Brand ondanks zijn scepsis t.a.v. de organisatiekunde. Hij hoopt vooral dat spreker succes zal hebben t.a.v. het laatste deel van zijn inleiding dat gaat over betere communicatie en coördinatie. De bestaande situatie schreeuwt om verbetering, mede door de belangrijke automatiseringsaspecten waarover inleider, heel terecht, maar weinig heeft gezegd. Vooral ook daar liggen problemen die niet door kleine groepen kunnen worden opgelost. Vroegere coördinatiepogingen (bijv. Staats commissie) zijn deels door bureaucratie mislukt. Hij heeft een vraag over de toepasbaarheid van kosten-baten-analyse voor kwalitatieve aspecten van de dienstverlening. De heer Brand stelt terecht dat niet alleen kwantitatieve maar vooral ook kwalitatieve aspecten bezien moeten worden. De juridische benaderingswijze leent zich slecht voor een kosten- baten-analyse, en het blijkt lastig in de doelstelling van het Kadaster een evenwicht te vinden tussen techniek en recht, een evenwicht tussen de technisch-administratieve verwerking en de waardering van de rechten van de burger. Zo'n kosten- baten-analyse zou moeten plaats vinden op ruime, landelijke, wetenschappelijke schaal. Spreker zegt wel dat er fouten ge maakt mogen worden, maar fouten van de hoeveelste soort? Veelal worden fouten gemaakt op de verkeerde manier. Prof. Baarda vraagt zich af of de onderzoekende bureaus deze moeilijk te kwantificeren achtergronden enigermate heb ben kunnen afschatten. Hij twijfelt daaraan omdat bijv. in het rapport de gewone dienst (bijhouding der mutaties) vrij wel is ontdaan van ingenieurs. Toch kunnen juist daar de hinderlijkste fouten optreden, projecten zijn gemakkelijker te beheersen. Hadden de onderzoekers bij het geven van dit advies wel voldoende achtergrond t.a.v. de hier bedoelde kwalitatieve aspecten der kosten-baten analyse? De heer Brand geeft zijn antwoord in 4 punten: 1De tegenstelling tussen juridische en technische argumen ten is opgevallen. De aparte werkwinkels scheppen af stand tussen juristen en technici. De nieuwe organisatie- opzet wil trachten hierin verbetering te brengen. De „choc des opinions" kan dan wellicht leiden tot een beter be grijpen van elkaar en het geleidelijk aan komen tot het evenwicht waarop Prof. Baarda doelde. Daarnaast moet gezorgd worden dat de juridische kennis door de functie vervulling vollediger wordt geabsorbeerd, waardoor soms voorkomende vormen van hobbyisme, of academische be togen kunnen worden voorkomen. 2. De organisatiebureaus missen het doelmatigheidsargument als rechtscriterium. Alleen in het strafrecht begint deze be naderingswijze wat op gang te komen. 3. Ten aanzien van het meten van akteposten door technisch ambtenaren merkt spreker op dat in de voorgestelde organisatieopzet de voorbereiding, de planning en de kwaliteitscontrole van het mutatiewerk hoofdzakelijk ge legd zijn in de landmeetkundige binnendienst, waar de management- en de ingenieursfunctie zwaar geschat wor den. Daardoor zal het mogelijk moeten zijn, dat zonder de bij dit werk optredende technische aspecten te onder schatten, technisch ambtenaren en technisch hoofdambte naren de eigenlijke uitvoering zelfstandig ter hand nemen. De bureaus zijn van mening dat door deze opzet de bij Kador aanwezige capaciteit zo goed mogelijk benut zal worden. 4. De kosten-baten-analyse staat inderdaad nog in de kinder schoenen. Maar toch zal men geleidelijk aan indicatieve gegevens moeten opbouwen t.a.v. het nut van vaste punten, het nut van bepaalde soorten kaarten etc. Maar dit zal ook moeten geschieden t.a.v. de rechtszekerheid. Hoeveel is die ons waard? Hoe gaat het op plaatsen waar rechtszekerheid minder of op andere wijze aanwezig is, of op andere wijze wordt verkregen dan in onze situatie? Natuurlijk zijn kwaliteitseisen moeilijk te waarderen maar men zal toch de nuttigheden zoveel mogelijk moeten kwantificeren. Na een opmerking van de heer Te Nuy! dat de Staatscommis sie zeer duidelijk nut heeft gehad t.a.v. de ontkoppeling van Kador van de belastingdienst en t.a.v. de opzet van een nieuwe codificatie inzake onroerend geod, blijkt dat Prof. Baarda met zijn opmerking over mislukking door bureaucra tie gedoeld heeft op de bureaucratie tijdens het tot stand ko men van het rapport van de Staatscommissie. De heer Dekker stelt een aantal vragen en kanttekeningen. 1Wat doet men met het verschil tussen kosten en baten? Men zou ook kunnen zeggen het Kadaster mag kosten wat het kost. 2. Hij heeft enige twijfels ten aanzien van de door inleider ge geven omschrijvingen van doelmatigheid, efficiency en effectiviteit. Zijn doelmatigheid en effectiviteit niet dezelf de dingen? 3. De kans moet aanwezig geacht worden dat de administra teur iemand via cijfers zand in de ogen wil strooien. Wel is het opstellen van alleen maar een begroting een slechte manier om besluiten te nemen ten aanzien van de policy die men in een bedrijf wil gaan voeren. Een begroting wordt toch niet opgesteld om er beslissingen op te nemen voor het beleid van een onderneming. 4. Inleider heeft nogal wat gezegd over terugkoppeling en heeft daarbij genoemd de confrontatie met het doel, de functie en de uitvoering. Dit zou kunnen leiden tot een „management-by-exceptions" waar we toch niet heen moeten. Zeker in een complex geheel als Kador en in het kader van een doeleindenhiërarchie, zal toch tegen suboptimalisering gewaakt moeten worden. De heer Brand antwoordt ongeveer als volgt 1. Het door de heer Dekker gesignaleerde verschil tussen de huidige geadministreerde kosten en baten komt ten laste van de begroting van Financiën. Dit is goed als dit een juiste weerspiegeling zou zijn van de bewuste en collec tieve dienstverlening. Vraag is echter of Kador niet te „netjes" is, voor bepaalde produkten te weinig vraagt, voor bepaalde diensten een te laag tarief heeft en of het stuk collectieve dienstverlening inderdaad in termen van geld goed gekwantificeerd is. Het uitpluizen van deze zaak eist de meer op marketing gerichte benadering zoals in het vorige reeds enige malen is aangeduid. 2. Spreker is bang in een academische discussie verzeild te raken als hij op deze vraag verder ingaat. Andere definities en benaderingen zijn uiteraard mogelijk, doch een ander (eigen) taalgebruik hoeft overeenstemming in het wezen lijke niet in de weg te staan. ngt 72 161

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1972 | | pagina 15