2 Kernpunten uit het onderzoek Het eerste deel van elk organisatie-onderzoek zou spreker willen omschrijven als de zgn. „spons- periode", een periode waarin hoofdzakelijk indruk ken worden opgenomen. Daarna pas volgt de beeldvorming, men signaleert knelpunten en vraagt zich in een „brain-storming-periode" af hoe deze moeten worden opgelost. In het onderhavige geval kwam na de spons-periode het beeld te voorschijn van een bureaucratische complexiteit. Op dit punt zal later nog worden ingegaan. Als kernprobleem springt naar voren, zowel bij de vraag naar de orga nisatiestructuur als bij de vraag naar de coördinatie, welke condities er geschapen kunnen of moeten worden om tot een meer doeltreffende situatie of tot een betere samenwerking te komen. Men heeft te maken met diverse mensen, diverse denkrichtingen en diverse doeleinden en benaderingen. Er blijken heel wat verschillende „werkwinkels" te zijn, en men blijkt rustig bereid om lieden die elders werken of iets anders voorstaan voor volslagen gek te verklaren. Dit gebeurt over en weer en het is moeilijk in zo'n situatie de steen der wijzen te vin den. Als er condities ter verbetering moeten worden geschapen dan moeten eerst de kernpunten worden opgezocht. Als kernpunten golden voor de bureaus de volgende vier problemen: 1. hoe doelgericht is de organisatie die men waar neemt? waarbij als bijzonder „item" de mogelijk heden van project-organisatie zouden moeten worden bezien. 2. het probleem van de integrale automatisering, dat overigens in de diensten al was aangesneden. 3. wat betekent dit alles voor de stijl van leiding geven in een grote dienst en voor de wijze waarop de coördinatie wordt aangepakt? 4. hoe moet in laatste instantie een strategisch plan worden opgesteld, waardoor wensen op langere termijn door doeltreffende coördinatie vervul baar worden? Hoe ontwerp je zo'n strategie? Over dit laatste is nog niet erg veel bekend en is nog niet veel onderzoek verricht. Wel is onlangs de „Vereniging voor Strategische Beleidsvorming" op gericht die met name in het particuliere bedrijfsleven meer aan deze zaken wil gaan doen. De heer Brand acht dit nog goeddeels braakliggende terrein ook voor de overheid van bijzonder belang, omdat men daar binnen enige jaren heel wat in deze richting zal moeten ondernemen om de stormachtige ontwikke lingen in de hand te kunnen houden. Spreker zal trachten achtereenvolgens over de vier boven opgesomde aspecten iets verstandigs te zeg gen. 3 Van een „taakgerichte" naar een „doelgerichte" organisatie Allereerst dus over de doelgerichtheid waarbij men wellicht het woord doelmatigheid gemist heeft. Onder verwijzing naar fig. 1 geeft spreker enige be schouwingen over de begrippen efficiency, effectivi teit en doelmatigheid en merkt daarbij op, dat vaak de neiging bestaat om de doelmatigheid al te zeer af te meten naar de verhouding tussen datgene wat men aan de ene zijde aan mankracht, materiaal, apparatuur etc. in een proces („black box") stopt en datgene wat er dan aan de andere zijde aan aan wijsbare werkresultaten weer uitkomt. Dit echter is uitsluitend de interne doelmatigheid, de efficiency. Veeleer zou men moeten bezien de verhouding tussen offers en baten, de uiteindelijke effectiviteit. De opbrengst aan maatschappelijke baten is soms heel gering bij een toch wel grote efficiency. Uiter aard is een goede interne efficiency wel voorwaarde voor een grote effectiviteit, doch geenszins een garantie daarvoor. In verband met de eerder genoemde doelgerichtheid wil spreker eerst wat dieper ingaan op die „bureau- Doclmati g hcid efficiency effectiviteit efficiency indirecte sociale maatsch offers effectiviteit indirecte maatsch. baten t naar interne efficiency effectiviteit Fig. 1 150 ngt 72

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1972 | | pagina 4