cratische complexiteit". Kenmerken van een bureau cratie zijn een veelheid van voorschriften, versplin tering van taken, het veiligstellen van posities en carrières (tot aan het individu toe), de starheid in werkwijze en opvattingen van belanghebbende groepen en de verwijdering (ook ruimtelijk, psycho logisch en sociologisch) tussen instantie en klant. Bij een poging de achtergrond hiervan te schetsen wil de heer Brand enkele zeer persoonlijke en wellicht provocerende meningen hierover naar voren brengen. In West-Europa is in de laatste eeuw een bijzonder grote inspanning geweest om een corruptie-vrij ambtenaren-apparaat tot stand te brengen, waarbij de ambtenaar optreedt zonder aanzien des persoons, waarbij bovendien nog van invloed was een bepaal de band met God, met iets hoogs, iets boven ons ge steld, iets dat niet mag falen. Dit heeft tot gevolg ge had het ontstaan van een naar taken ingedeeld en gecontroleerd apparaat, waarin elke ambtenaar ge acht wordt zijn taak „naar behoren te vervullen". Deze laatste kenschets is dan ook een loffelijke uit spraak op het beoordelingsformulier. Door dit alles is een organisatorisch concept tot stand gekomen, dat zich kenmerkt door gerichtheid op de indivi duele taken; iedere burger moet weten wie waarvoor verantwoordelijk is, hoeveel geld het kost en dit alles dient controleerbaar te zijn. Het ambtenaren apparaat is echter inmiddels sterk gegroeid en complexer geworden, het takenpakket is uitgebreid en er is in de opvatting over de overheidstaak een verschuiving naar „collectieve dienstverlening". Iedereen kan dit waarnemen en kan zien hoe de stijgingen relatief en absoluut liggen, zowel in geld als in aantallen: in 1900 kostte het ambtelijk appa raat 9% van het nationaal inkomen, in 1970 onge veer 35% met een duidelijke groeitrend naar 40%. Onze bureaucratie dreigt uit te groeien tot een alles omvattend monster waardoor op steeds grotere schaal frustraties ontstaan bij allen die ermee te maken hebben. Volgens spreker is het tegenwoordige ambtelijke apparaat steeds verder uitgegroeid volgens een con ceptie, die verouderd is in verhouding tot de enorme taken en de grote uitdaging waarvoor de overheids organisatie zich gesteld ziet. Men zal moeten groeien naai en werken aan een andere conceptie, waarbij het zwaartepunt verschuift van een taakgerichte organi satie naar een doelgerichte organisatie. In fig. 2 is zo'n doelgerichte organisatie schematisch voorgesteld. Men acht in een (veranderende) maat schappij de behoeften der gebruikers en de wensen van de belangengroepen bepalend voor de doel einden van de organisatie. De doeleinden worden ontleend aan de buitenwereld. Men kan geen doel stellingen ontlenen aan eigen techniek maar deze worden bepaald na een belangeninventarisatie der diverse groepen. Welke belangen liggen in eikaars verlengde, welke zijn strijdig, welke complementair enzovoort? De doelstellingen moet men in wissel werking met die belangen(groepen) steeds weer regelmatig toetsen en bijstellen. Dit betekent infor matie-uitwisseling met gebruikers en een meer dan totnogtoe op marketing gerichte werkwijze van de overheid. De op deze wijze bepaalde doelstellingen leiden tot een lange-termijnstrategie v.w.b. welke produkten en welke diensten er moeten worden aangeboden. Wat zijn daarvan de kosten en wat betekent dat voor de organisatievorm? Men gaat de doeleinden opsplitsen in deeldoelen en per deeldoel wordt een organisatie opgezet. Dat betekent dat planning, budgettering en werkwijzen op het doel moeten zijn ngt 72 DOELGERICHTE ORGANISATIE maatschappij verandert Belangen groepen info info Behoeften gebruikers Doelstellingen L.T. strategie plan budget werkmethode personeel Organ, vorm 151

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1972 | | pagina 5