voor zorgen, want hier komt de effectiviteitsvraag weer naar boven, dat de allocatie van deskundig heid en inspanning zó is, dat we een veelvoud van de kosten aan de opbrengstenkant terugvinden. Het kwantificeren van bepaalde nuttigheden en het toedelen van kosten aan de diverse functies staat nog maar in een beginstadium. Ondanks alle slimme kosten-nut-analyses is dit nog voor een flink deel toekomstmuziek, doch deze dingen zijn zo belang rijk voor het bepalen van het beleid. Wat is het hoofddoel, nl. het vastleggen en verschaffen van eigendomsgegevens t.b.v. de rechtszekerheid, eigen lijk waard? Uit dat hoofddoel volgen weer sub doelen en subnuttigheden zoals het verschaffen van kaarten, het beschikbaar stellen van landmeetkun dige „know-how", het geven van informatie enzovoort. Hoe moet daarbij gekwantificeerd en deels ook getarifieerd worden? De bestudering van al deze zaken voert echter uit eindelijk tot het opstellen van een programma van activiteiten op de wijze zoals schematisch is weerge geven in fig. 5. Er zijn hoofddoelen en subdoelen, be oogde en bereikte effecten, terugkoppelingen, budgetten en decisiepunten. Als het programma van activiteiten eenmaal is vastgesteld, alle taken zijn beschreven en de opdrachten zijn verstrekt, is voor het management echter niet het moment van rusten aangebroken, zoals vaak ten onrechte wordt ge dacht. Juist door de voortdurende terugkoppeling (stippellijn) zullen doelstellingen herzien, plan ningen bijgesteld, begrotingen en taken gewijzigd en werkwijzen veranderd moeten worden. Met deze kernproblematiek zouden de leidende figuren, dank zij een voortdurende informatiestroom zich meer moeten kunnen bezighouden, en niet met dingen die in vele gevallen ook wel door een ander, vaak op lager niveau, kunnen worden gedaan. Het werkelijk concentreren op het beleid betekent in feite, dat we een heel stuk ontwikkeling moeten doen om via onderzoeken, beslissingen en realisa ties geleidelijk aan te komen tot de opzet van wat we noemen een programma-budget (fig. 6). Spreker realiseert zich de grote moeilijkheden die daarbij optreden. Het betekent bijv. dat men al moet beginnen met het analyseren van de doelstel lingsstructuur. Dit is een zeer moeilijke opgave doch de doelstelling dient duidelijk voor ogen te staan; met vage kreten zoals bijv. „het bevorderen van een optimale landinrichting" kan geen enkele manager genoegen nemen. De doelstelling moet betrekking hebben op een concrete situatie, moet haalbaar zijn en moet verifieerbaar zijn en moet in tijd en plaats en in kwantiteiten worden vastgelegd. Een derge lijke moeilijke opgave kan slechts opgelost worden door veel overleg en door geleidelijk veel meer informatie te verzamelen, die natuurlijk in het begin indicatief is, niet compleet en ook vaak nog aan vechtbaar. In de oude administratieve sfeer kwam nog wel eens iemand met de opmerking dat hij een gering verschil in uitkomsten kreeg als hij een zaak anders benaderde. Het gaat echter niet om kleine verschillen doch om indicatieve grootheden, om de orde van grootte van de bedragen. Waarschijnlijk vond de administrateur het in zijn schooltijd al prettig om zeer keurig, ordelijk en precieus te werk te gaan en is hij daarom in de administratie terecht gekomen. De administratie echter mag geen doel zijn op zich, maar moet onder geschikt blijven aan de doelstellingen. Is dit niet het geval dan treedt het risico op - en dit wordt aan de bureaucratie ook vaak verweten - dat zij leidt tot „trained incapacity". De hamvraag voor elke administrateur dient te luiden: welke beslissingen zijn de laatste maanden genomen op basis van welke cijfers? Kan hij daarop geen antwoord geven dan worden veelal overbodige cijfers verzameld en kan men er net zo goed mee ophouden. PROGRAMMERING HOOFDDOEL Bereikt Beoogd SUBDOEL effect effect TAAK keuze procedure Programma van activiteiten Uitgevoerde activiteiten Fig. 5 ngt 72 153

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1972 | | pagina 7