verantwoording voor een bepaald budget moet samenvallen met de verantwoording voor een afde ling. Dat betekent dat de doelstellingsstructuur uit eindelijk bepalend zal zijn voor de organisatiestruc tuur. Een bepaald subdoel vindt men terug in een bepaalde subafdeling. Een bepaalde man is daar verantwoordelijk voor, die heeft een deel van het budget en die kan daarmee aan de slag. Er zijn ook grote bezwaren en moeilijkheden aan zo'n programmabegroting verbonden. Veel mensen, ook in Nederland, raden daarom sterk af er aan te beginnen, mede op grond van in Amerika in het Pentagon opgedane slechte ervaringen met de door McNamara aldaar geïntroduceerde „planning and programming budgetting systems". Toch blijft spreker halsstarrig geloven dat de denktrant en de wijze van benadering - zeker als we dit met Neder landse nuchterheid doen, en als we dit niet alleen van „bovenaf" maar vooral ook binnen de afde lingen tot ontwikkeling brengen - hele nieuwe mo gelijkheden en uitgangspunten kunnen bieden voor de planning. Dit betekent echter dat we systematisch moeten gaan werken aan normen, die in feite een vertaling zijn van de oorspronkelijke doelstelling. Toetsing op het beoogde effect leidt tot een plan, een richtlijn en een norm (fig. 7). Als we naar normen vragen dan heeft elke afdeling die wel. Men beschikt over ervaringsgegevens waar door men bijv. wel ongeveer weet wat een meet- ploeg in een bepaalde tijd kan doen. Deze erva ringsgegevens echter worden via de administratie „veredeld" tot normen. Dat zijn in feite „ist- situaties" terwijl we toe willen naar „soll-situaties", naar normen die zijn afgeleid van de doelstellingen. Dit is een moeilijk proces dat ook alleen door voort durende terugkoppeling tot een goed eind kan wor den gebracht. Steeds weer het confronteren van een plan met de uitvoering en het signaleren van de af wijkingen. De leiding zal zich bij afwijkingen die groter zijn dan statistisch verantwoord (vandaar de in de figuur symbolisch aangegeven regelgrenzen) moeten afvragen of het plan wel juist was (moeten de normen niet worden herzien?), of de uitvoering wel op de juiste wijze is gebeurd of misschien het ge stelde doel niet juist was. Deze overwegingen kun nen leiden tot andere prioriteiten, andere normen of een andere wijze van uitvoering. Kort samengevat heeft spreker in het voorafgaande willen weergeven wat hem met de term doelgerichtte organisatie voor ogen staat. Hij realiseert zich dat het een enorm proces is om van een goed opgezette taakgerichte organisatie een evolutie te ondernemen naar een doeleindenorganisatie die op basis van een andere benaderingswijze gaat werken. Een toe komstgerichte, kwantificerende benaderingswijze waarbij het belang van de buitenwereld doorslag gevend is. Dat wil zeggen dat men zich af moet vragen wat bepaalde gebruikers bijv. notarissen, willen weten, hoe snel en in welke vorm en waarom. Men zal moeten luisteren ook naar andere bedrij ven. Wat willen die weten en waarom? Waarom willen nutsbedrijven bepaalde topografische ge gevens op de kadastrale kaarten? Kunnen ze die er zelf op zetten of kan Kador dat voor ze doen en wat is het hun dan waard? Zitten er misschien com merciële mogelijkheden in? Deze marketing-achtige benadering impliceert een verbetering van de pualic relations, een betere en gezamenlijk uitgegeven landmeetkundige catalogus en daarnaast misschien NORMEN VOOR BEHEERSING XX bereikt effect XX signaleren sturen yse KOSTEN RESULTAAT DOELSTELLING BEOOGD EFFECT PLAN RICHTLIJN-NORM UITVOERINGSPROCES Ieffectiviteit (bijsturen öf plan herzien bf doelverandering Fig. 7 ngt 72 155

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1972 | | pagina 9