alleen de wortel kan trekken uit een getal dat
in x staat.
8. De inhoud van het register x wordt vervangen
door de wortel uit die inhoud.
9. De inhoud van x, dus de gevraagde waarde van
c wordt afgedrukt.
10. End-instructie; deze heeft vaak een dubbele
functie; hij geeft het einde van het programma
aan en houdt meestal ook een terugkeerop-
dracht in naar stap nr. 0, zodat de machine
onmiddellijk gereed staat voor een volgende
berekening.
Dit is slechts een eenvoudig voorbeeld. Zelfs bij
een kleine tafelcomputer zijn er reeds mogelijk
heden voor het verwerken van aanzienlijk inge
wikkelder programma's. De meeste tafelcomputers
kunnen sprongopdrachten uitvoeren naar een be
paald volgnummer van het programma waardoor
delen van het programma worden overgeslagen of
meer dan eenmaal kunnen worden doorlopen. Deze
sprongopdrachten kunnen onvoorwaardelijk zijn of
voorwaardelijk. In het eerste geval wordt altijd ge
sprongen, in het laatste alleen als bijv. de inhoud
van x groter is dan die van y. Grote tafelcomputers
zoals de machines van Olivetti, Wang en Hewlett
Packard laten het maken van subprogramma's toe.
Bij landmeetkundige programma's worden veel
voorkomende deelberekeningen zoals argument en
afstand als subprogramma opgenomen.
Verwerking van het programma
Bij eenvoudige tafelcomputers kan men het pro
gramma rechtstreeks op de tafelcomputer ontwer
pen, bij grotere tafelcomputers is dit niet meer
mogelijk. Men ontwerpt dan de programma's
vooraf op papier, eventueel op papier met een spe
ciale liniatuur.
Is het ontwerp-programma klaar dan kan het in het
geheugen van de machine worden gebracht. De
machine moet daartoe eerst in de „programmeer
fase" worden gebracht. Dit kan gebeuren door het
indrukken van een toets gemerkt met „program"
of met het typische „learn".
De opdrachten 0 tot 10 uit het voorbeeld kunnen
dan achtereenvolgens in de machine gebracht wor
den door de corresponderende toetsen in te drukken.
De machine bergt deze instructies in haar geheugen
op. De meeste machines bezitten een toets gemerkt
„run"; hiermede kan de machine in de rekenfase
gebracht worden, d.w.z. ze kan het programma gaan
uitvoeren.
Het is noodzakelijk het programma goed te testen
op de juiste werking door de uitkomst verkregen
met het programma te vergelijken met een op andere
wijze verkregen uitkomst. Om verschillende redenen
is het nodig minstens twee verschillende tests uit te
voeren. Eén juiste uitkomst garandeert niet de
goede werking van het programma.
Fouten, zoals „delen door nul" of „are sin 225"
worden door een optisch signaal aangegeven. Het is
gewenst dat de machine dan geblokkeerd wordt
maar dit is helaas lang niet bij alle tafelcomputers
het geval. Vaak verschijnt een lichtsignaal dat on
middellijk weer verdwijnt zodra de volgende toets
wordt ingedrukt.
Is het programma voldoende getest dan kan men
er verder zorgeloos mee werken. Men voert getal
waarden voor a en b in en de machine drukt on
middellijk c af en staat gereed voor een volgend
getallenpaar a en b. Vaak laat men elke stopopdracht
door een printopdracht volgen. Het ingevoerde getal
wordt dan direct afgedrukt op de strook. Dit ver
gemakkelijkt een controle achteraf. Vooral de een
voudige tafelcomputers drukken de ingevoerde ge
tallen automatisch af.
Het geheugen
Bij het boven beschreven eenvoudige programma
kunnen we volstaan met het gebruik van de beide
rekenregisters. Bij meer ingewikkelde berekeningen
is het echter nodig tussenresultaten of constanten in
het geheugen op te bergen; dit gebeurt in getal-
registers. Gewoonlijk kan één register één getal
bevatten. Ook de opdrachten worden in het ge
heugen opgeborgen, in opdrachtenregisters. Meestal
kan één register 10 tot 14 stappen bevatten. Nu
komt er iets waar men bij de aankoop van een
tafelcomputer terdege op moet letten. Er zijn name
lijk twee typen tafelcomputers. De machines van
type 1 bevatten een aantal registers waarin alleen
stappen kunnen worden opgeborgen en een aantal
registers waarin alleen getallen kunnen worden op-
ngt 72
175