voor degenen die deze wetenschap niet beoefenen een specia lisme, hetgeen mede veroorzaakt zal zijn doordat 1. in de praktijk een landmeetkundige dienst of instelling een toeleveringsbedrijf is dat zonder veel storingen en proble men haar produkten aan de opdrachtgevers aflevert. 2. anderzijds omdat de beoefenaren van de geodesie land meetkunde veelal solitair werken en niet samenwerken met beoefenaren van andere disciplines, waarbij weliswaar langzamerhand een zekere kentering ten goede waarneem baar is. Voorgaande feiten hebben een beeld geschapen van de be oefenaren van de geodesie dat vertekend is. De geodeet is ook historisch gezien geen specialist, maar, hij beoefent een wetenschap! De ontkenning dat de geodesie geen specialisme is, is m.i. de eerste reden dat een opleiding in de landmeetkunde op mid delbaar niveau géén vervolgcursus van één der hoofdafde lingen dient te zijn. Een tweede reden, welke van groter gewicht is, is dat in de maatschappij een behoefte gegroeid is naar een dergelijke op leiding. Discussie [n de nu volgende discussie worden véél vragen gesteld, meest van fundamentele aard en het gehéle rapport rakend. Het blijkt dat de beschikbare tijd véél te kort is om door woord en wederwoord tot zinvolle conclusies te komen. Op de inleiding van de heer Vink werd niet ingegaan. De voornaamste vragen volgen hier, afgewisseld met een kort wederwoord. De heer Beekman De werkgroep heeft zich verdiept in een aantal onderwerpen uit de bedrijfsleer. Wat gaat ze nu met de verkregen kennis doen? Heeft de werkgroep ideeën over de manier waarop de be drijfsleer géén onbekend terrein blijft voor de andere leden van de N.V.G.? Vindt de werkgroep het niet van belang dat met kracht er naar toegewerkt moet worden dat deze zaken in de onder wijsprogramma's moeten worden opgenomen? Heeft ze er ideeën over hoe dat kan geschieden? De heer A venarius De werkgroep bestaat niet meer. Met het indienen van het eindrapport heeft ze haar opdracht vervuld. De vraag wat er nu moet gebeuren dient gericht aan de N.V.G. Die kan er - desgewenst - een en ander mee doen. Belanghebbenden kunnen zich met de bevindingen van de werkgroep, voorzien van hun commentaar, wenden tot de onderwijsinstellingen op elk niveau: T.H., H.T.S., M.T.S. De heer Alberda Het vak bedrijfsleer wordt aan de T.H. gedoceerd, wie dat wil kan zich oriënteren. Een „verplichte" invoering kan indruisen tegen het streven naar .studieduurverkorting (Posthumus). Verschuiving naar de Post-Academinale tijd lijkt echter minder gewenst. Het is niet eenvoudig, want het gaat tenslotte om de maatschappe lijke verantwoordelijkheid van de ingenieur en er zijn zo véél dingen die aandacht vragen. Hoewel de onderwerpen van dit rapport zich voordoen als niet-technische, is er toch ook veel in, dat duidt op een soort techniek. De heer Witvliet Sedert 1955 wordt aan de H.T.S. ongeveer hetzelfde gegeven als wat in dit rapport voorkomt. Het onderdeel bedrijfskunde is bedoeld om tijdens de studie een andere outlook te krijgen op de werksituatie. Ik zie niet in waarom dat in Delft niet kan. Als de werkgroep deze „verkeersregels" zo belangrijk vindt, dan mag studieduurverkorting niet belemmerend werken in het streven om het in het onderwijs op te nemen. Het behoort in de opleiding geintegreerd te worden. Ik heb in het rapport gemist de irrationele achtergronden. Wij moeten niet de psychiater willen spelen, maar wel bereid zijn om te helpen dat mensen in hun werksituatie zonder frustra ties kunnen leven. Moeten we de diensten niet doorlichten op mogelijke tekort komingen? Wat was het denkmodel bij deze werkgroep? Hier en daar kwam ik wel het hiërarchische model tegen, daar waar ge sproken wordt over de „werkgever moet" of - wanneer het over het bevorderen van de goede werksfeer gaat - over „het heft in handen houden". Paternalistischer kan het niet. De heer Avenaritis We zijn ons bewust dat we niet uitputtend zijn geweest. We hebben ook ,,in de tijd" gewerkt. Sommige onderwerpen zouden na twee jaren werken - en denken - misschien anders geredigeerd zijn geworden. Het kan verbazend snel gaan met dat in de actualiteit komen van onderwerpen. Als voorbeeld wordt gewezen op het onderwerp „variabele werk tijden". De heer Massink De formulering van de tweede stelling onder hoofdstuk 5 ont moet principiële bezwaren. Kan er in positieve zin gesproken worden van een bevrijding van de mens uit iedere bevoogding van godsdienstige of wereldbeschouwelijke aard? Voor velen is toch de godsdienst een bron van inspiratie voor het denken én handelen van de mens in alle situaties en levensverbanden? De heer A venarius Mogelijk is hier sprake van een elkaar misverstaan. Aan dachtige kennisneming van de volledige tekst (in de Bijlage) - geschreven door een lid van de werkgroep die het christelijk geloof belijdt - alsmede van de discussie daarop, zal mogelijk niet alle bedenkingen, maar wel de misverstanden wegnemen. De vraag naar de tegenspraak die er kan bestaan tussen een „bevoogd worden" en een „geïnspireerd worden" kon niet meer aan bod komen. Tijdnood dwong de voorzitter tot handelen en een einde te maken aan een gedachtenwisseling, die hooguit een uur geduurd had, maar waarvoor méér dan een studiedag uitgetrokken behoort te worden. Hij deed dit met dank aan allen die een bijdrage leverden. 200 ngt 72

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1972 | | pagina 12