«>-(ó2) <-M») (w-f.0) waarden voor de coëfficiënten) en ongelijkheden in het voorwaardenmodel schijnen oplossingsmetho den te bestaan. Waarschijnlijk berusten zij op een zelfde gedachtengang als die ik voor het lineair programmeren heb geschetst: een stapsgewijze ver betering. Moeilijkheden verwacht ik wel bij waarde- functies als in afb. 8 en vooral 9. Daar is het lang niet zeker dat er tussen twee oplossingen steeds een pad bestaat waarop de waardefunctie voortdurend toe- of afneemt. Misschien moet men in dit geval beginnen in het zadelpunt. Een bijzonder geval van kwadratisch programmeren is de kleinste kwadratenmethode; daarbij treden uit sluitend gelijkheden als voorwaarden op, en de determinant van de coëfficiënten in de waarde functie is positief. De oplossing is dan in principe te vinden d.m.v. differentiëren of met meer verfijnde rekenmethoden, zoals de formules van prof. Baarda (gLl )(0°')(«})* (I(giJ)(u))\gXQ)(-f) Uit de voorwaarden (1) en (2) (de laatste met een -teken) en de waardefunctie leiden we af: \o 0 y waaruit volgt (2i,4,4i) wat als optimale oplossing voor xAxB, xcde minimale uitkomst voor de waardefunctie geeft: F 99. Zie afb. 6. 4.4 Kleinste kwadratenmethode naast lineaire programmering Na het voorgaande zal duidelijk zijn geworden dat er nogal wat verschillen zijn tussen de kleinste kwadratenmethode en lineaire programmering. Punt van overeenkomst is, dat beide uitgaan van een lineair (of gelineariseerd) voorwaardenmodel, wat slechts één soort is van alle mogelijke voor- waardenmodellen. De kleinste kwadratenmethode kent uitsluitend gelijkheden als voorwaarden, terwijl bij lineair programmeren, en bij kwadratisch pro grammeren in het algemeen, ook ongelijkheden zijn toegelaten. Elke methode heeft zijn eigen toepassingsgebied. Landmeetkundige optimaliseringsproblemen kan men vaak oplossen met de kleinste kwadraten methode, veel economische problemen (die ook in de geodesie voorkomen!) kunnen met lineaire en kwadratische programmering worden behandeld. Belangrijk voor de in- en uitschakeling zijn de spe cifieke eigenschappen van elke methode, die ik hier kort zal opsommen: - kwadratische waardefunctie - onbegrensde oplossingsruimte, waardoor nauwe lijks kans op strijdige voorwaarden - optimale oplossing in principe te vinden door dif ferentiëren - slechts één optimale oplossing „midden in de op lossingsruimte" - alle variabelen in optimale oplossing 0 - relatief geringe gevoeligheid van de optimale op lossing voor kleine wijzigingen in de coëfficiënten van de waardefunctie. - lineaire waardefunctie - begrensde oplossingsruimte, waardoor grote kans op strijdige voorwaarden ofwel helemaal geen op lossing - alle variabelen niet-negatief (is door transformatie te verwezenlijken) - optimale oplossing niet te vinden door differen tiëren, maar door stapsgewijze verbetering - vaak oneindig veel optimale oplossingen - minstens één optimale oplossing, op een hoek punt van de oplossingsruimte - in optimale oplossing (mits dit een basisoplossing is) maximaal evenveel variabelen 7^ 0 als er voor waarden zijn - sprongsgewijze veranderingen in de optimale op lossing bij kleine wijzigingen in de coëfficiënten van de waardefunctie. KLEINSTE KWADRATENMETHODE LINEAIRE PROGRAMMERING ngt 73 9

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1973 | | pagina 11