3. Een vakuitgave van de U.D.C. De reeds genoemde Duitse uitgave (D.K.-Fachausgabe), zou Engelse en Franse paralleluitgaven moeten krijgen. 4. De „Thesaurus Geodaeticus". Wat is een Thesaurus? Een Thesaurus is het „omgekeerde" van een woordenboek. Een bekend voorbeeld is „Roget's Thesaurus of English Words and Phrases". In zo'n „Thesaurus" (het woord is Grieks en betekent: (taal)schat), vindt men geen woordverklaringen met hun begripsaanduidingen, maar begrippen met de woorden die onder zo'n begrip vallen. Die woorden zijn als het ware in „familieverband" gebracht. Ik zal dat aan de hand van een voorbeeld trachten duidelijk te maken. De Nederlandse Thesaurus heet „Het Juiste Woord" door Dr. L. Brouwers. Als Nederlands Woordenboek neem ik dat van Koenen- Endepols. Als men in het laatste de woorden „dominee" en „pastoor" opzoekt, vindt men uiteraard wel woordverkla ringen, maar geen aanduiding dat de eerste term als het ware het analogon van de tweede is, (en omgekeerd), bij een andere religie. Dat verband vindt men wel bij Brouwers. En wel onder het begrip „Geestelijkheid" (het „familieverband"!). In de Geodesie „vertaald", zou men zich kunnen voorstellen, dat in een geodetisch woordenboek, het woord „Geodimeter" voorkomt. Dit woord (deze term), valt onder het begrip „Afstandsmeting". Maar welke termen (voor instrumenten), daar nog meer onder vallen, vindt men in zo'n woordenboek niet bij Geodimeter. Wel staan er natuurlijk andere (op afzonderlijke, door hun alfabetische vorm aangewezen plaat sen) woorden of termen in, die de betekenis van die termen voor de overige „afstandsmeters" verklaren. In een geodetische thesaurus zouden die termen (voor instru menten), bij elkaar, in „familieverband", staan, onder het begrip „afstandsmeting". Dit heeft het voordeel dat men in één oogopslag ziet welke woorden (instrumenten, procédé's, enz.) bij een bepaald begrip behoren. Een thesaurus heeft echter nog een ander voordeel. Vele woorden bezitten synoniemen, die soms door elkaar, soms met een bepaalde voorkeur voor één van hen, worden ge bruikt. Zo heeft (we zullen maar bij het begrip „geestelijk heid" blijven), het woord „kapelaan", het (Zuid-Nederlandse) synoniem „onderpastoor". Koenen-Endepols vermeldt bij „onderpastoor" wel dat dit het Zuid-Nederlandse aequivalent van „kapelaan" is, maar bij het laatste woord wordt niet gezegd dat dit een Zuid-Nederlands synoniem in de term „onderpastoor" heeft. Bij Brouwers vindt men beide termen in (familie)-verband gebracht (bij „geestelijkheid" natuurlijk), met de bijvoeging bij „onderpastoor": wordt alleen in Zuid- Nederland en Vlaanderen (België) gebruikt (voorkeur!). Een thesaurus biedt dus enerzijds een opsomming van groe pen verwante termen (dominee-pastoor!), en anderzijds een overzicht van, en een keuzemogelijkheid uit, verschillende synoniemen. Voorzover deze gelijkwaardig zijn; zonder voor keur, voorzover men het éne minder juist (of te regionaal be paald kapelaan-onderpastoor) acht dan het andere, mét voor keur. In de taalkundige thesaurus blijft het daarbij. Tegen het gebruik van synoniemen bestaat overigens geen enkel bezwaar. Integendeel! Synoniemen verrijken de stijl, en brengen af wisseling in het betoog. Een andere klank geeft kleur aan het verhaal. Ik zal mij er, ook in dit opstel, zelf herhaaldelijk (dikwijls! vaak!) aan „bezondigd" hebben. Een „Thesaurus" kan daar zelfs bij behulpzaam zijn. Hij is nl. het hulpmiddel om bij een bepaald begrip („verband") de juiste „bewoor dingen" te vinden. Niet voor niets heet Brouwers' Neder landse Thesaurus: „Het Juiste Woord"! In technische thesauri daarentegen wordt vooral gebruik gemaakt van de mogelijkheid de nadruk te leggen op „voor keurstermen". Men krijgt dan bij een bepaald begrip een collectie „geijkte" termen (woorden), of zoals men in het Engels zegt: een verzameling „uniterms". Men zal zich af vragen wat daar het belang van is. Dat belang kwam naar voren door de ontwikkeling van moderne „storage- and retrievaltechniques" met behulp van computers. Daarbij is het van de grootste betekenis, dat de inhoud van een ge schrift (meestal een tijdschriftartikel), in ondubbelzinnige, éénduidige, termen wordt „beschreven". Daarom heeft men daarbij zo'n behoefte aan een collectie „uniterms", die dan als „keywords" (trefwoorden) kunnen worden gebruikt, om de inhoud van het stuk te „treffen" (in enkele woorden weer te geven). Synoniemen, zelfs kleine spellingsverschillen, zijn hierbij uit den boze, omdat daardoor de „herkenning" door de Computer onmogelijk, althans bemoeilijkt, wordt. Men mag daarom, ter aanduiding van een „ding" (instrument, procédé, etc.), altijd én overal, slechts één term gebruiken: de (voor dat „ding" geijkte) „uniterm". De „Thesaurus Geodaeticus" Daarom begint elke moderne documentatie met het op bouwen van een „Thesaurus". En daarom hebben we, om een goede geodetische documentatie te kunnen opzetten, een „Thesaurus Geodaeticus" nodig. Men kan dan bijv. kiezen tussen „Luchtkaartering" en „(Lucht)fotogramme- trie", of tussen „Afstandsmeting" en „Lengtemeting", e.d. Of (het zal wel op Engels uitdraaien!) tussen „Aerial Survey" en „Photogrammetry". Als men zulke termen toch niet ge heel synoniem acht, kan men vaststellen (ijken) wanneer de ene, en wanneer de andere dient te worden gebruikt (begrips spreiding; afbakening van het spreidingsgebied). Het is duidelijk dat het bovenbedoelde „ijken" alleen weer in inter nationaal, onderling overleg, tussen Geometers, Geodeten, Fotogrammeters, en Cartografen kan geschieden. Daarom is de opstelling van een „Thesaurus Geodaeticus" typisch een taak voor de C.I.A.B. Deze commissie telt thans zeven leden. De voorzitter is een Pool (Professor Odlanicki-Poczobult, uit Krakau). In Polen (in heel Oost-Europa trouwens) worden zowel de Geodesie als de Documentatie van Staatswege, en gecentraliseerd, be oefend en bedreven. Secretaris is een Fransman, de heer Villecrose van het „Bureau Central" der A.I.G. Verder, be halve de auteur die de F.I.G. en de S.I.P. (en de I.B.P.) vertegenwoordigt, de heren Paul (Dresden, A.I.G. en B.G.), Meine (A.C.I, en B.C.), Ebeling (I.f.A.G. en D.K.) en Silar (Tsjecho-Slowakije, F.I.G. en Thesaurus). Ook collega Paul heeft zijn gedachten over een Thesaurus reeds op schrift ge steld („Fachthesaurus in der Geodasie"). Men is, na Delft, nog drie keer bijeen geweest, te weten in 1965 in Aulanko (Finland, A.I.G.-bijeenkomst), in 1967 in Luzern (Zwitserland, U.G.G.I.-Congres), en in 1968 in Londen (12e F.I.G.-Congres). Erg veel is er nog niet uitge komen. Men is, in de afzonderlijke organisaties, we! over tuigd van het nut, en zelfs de noodzaak, van de C.I.A.B., maar deze overtuiging heeft iets vrijblijvends. Tot nu toe kan de C.I.A.B. nog niet over middelen beschikken om werkelijk iets tot stand te brengen. Het blijft bij rapporten maken en aanbevelingen doen. Zo heeft de auteur uit bij dragen van de leden zowel voor „Luzern" als voor „Londen" een brochure (van rapporten) samengesteld. Bovenvermeld rapport van collega Paul is bijvoorbeeld te vinden in „Luzern", een rapport over de „D.K." van de heer Ebeling vindt men in „Londen", evenals een opstel van Ir. Silar over de „Thesaurus". ngt 73 15

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1973 | | pagina 17