Voorwaarden, oplossingen en waardefuncties 3e jaargang, no. 1, januari 1973 een informele inleiding tot enkele formele optimaliseringsmethoden R. van der Schans „In de algemene basisopleiding zou plaats moeten zijn voor een kennismaking met de methodologische principes die aan de formulering en behandeling van optimaliseringsproblemen ten grondslag liggen. Daardoor zou men de pro blemen uit het eigen vakgebied met iets andere ogen kunnen bekijken." - J. E. Alberda, in: Verslag Symposium „Geodetische vakgebieden" SUMMARY Restrictions, solutions and objective functions An informal introduction to optimizing by linear and quadratic programming, with some remarks about the design and use of mathematical models. 1. Inleiding Optimaliseren is het zoeken naar de beste oplossing. Deze - nogal losse - definitie impliceert drie dingen. Allereerst: er zijn meerdere oplossingen mogelijk voor het gestelde probleem. Ten tweede: er is een criterium waarmee kan worden vastgesteld in welke mate deze oplossingen overeenstemmen met een bepaalde doelstelling. En ten derde: de volgens dit criterium beste oplossing ligt niet voor de hand, er moet op een of andere manier naar gezocht worden. Optimaliseren is slechts in een systeem met een eindig aantal variabelen mogelijk. We doen daarom een keus uit alle variabelen en samenhangen die we in de werkelijkheid kunnen onderscheiden, bouwen naar het zo omschreven systeem mathematische modellen, zoeken hierin de optimale oplossing vol gens door onszelf gekozen criteria, en passen de re sultaten toe bij ons handelen in de werkelijkheid. Tiet volgende heeft de pretentie een schets te zijn van de gedachtengang bij het optimaliseren, van de modelbouw tot de toepassing, toegespitst op een tweetal bekende optimaliseringsmethoden: die der kleinste kwadraten en de lineaire programmering. De eerste methode ken ik alleen uit mijn delftse tijd, de tweede slechts uit de literatuur, niet uit ervaring. Daardoor zullen sommige passages misschien een wat tentatief karakter dragen. Enkele opmerkingen zullen misschien nogal provocerend overkomen bij geodeten. Als dat de lezer stimuleert een of meer van de bij de literatuur opgesomde werken ter hand te nemen, ben ik optimaal tevreden. 2. Van werkelijkheid naar model Het probleem dat ik wil beschrijven is de geodeet welbekend. Er zijn drie (fysische) punten A, B en C. De afstand c tussen A en B is gegeven, de afstanden AC en BC worden gevraagd. Zie fig. 1. AtfC-; Fig. 1. Een driehoeksmeting. In plaats van AC en BC meten we de hoeken in A, B en C. Levert dit nu voldoende informatie omtrent de gevraagde afstanden? Ja, want vóór de meting hebben we onze wiskundeboeken geraadpleegd en de vlakke driehoek uit de euclidische meetkunde als model voor het zojuist geschetste systeem gekozen. C 3 A c ngt 73 1

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1973 | | pagina 3