Xj leidt. De in het schema gekozen transformatie- regels laten de waarde van Ax;, dus ook die van Xh nog volledig in 't midden. De Ax,- zijn kennelijk de verbindingsschakel tussen de werkelijkheid (die in feite al zeer sterk is „ge modelleerd" door het meetinstrument: de theodoliet met opstellings- en afleesvoorschriften en regels voor de voorbewerking van de waarnemingen) en het formele driehoeksmodel uit de euclidische meet kunde. Uit het schema volgt een voorwaarde voor de Ax,: Axl Ax2 +Ax3 11 dmgr, waarbij de naam dmgr alleen zin heeft als er een relatie is tussen de 200 gelijke delen van de gestrekte hoek en de 400 (gelijke?) delen van de meetschaal in de theodoliet. Aan elke gemeten hoek moeten we dus een correctie aanbrengen zodanig dat de som van de correcties 11 dmgr bedraagt. Dat kan op oneindig veel ma nieren: elke „driehoek" (in de werkelijkheid) is met de gegeven regels te transformeren in oneindig veel driehoeksmodellen, wat zou inhouden dat uit de gemeten hoeken oneindig veel afstanden AC en BC zouden kunnen worden afgeleid, een onbevredigende situatie. We willen één verhouding a:b:c hebben en het is dus noodzakelijk een keus te doen uit alle mogelijke transformaties. Als we ook nog de beste keus willen doen is het optimaliseringsprobleem geboren. 3. Oplossingsruimte en waardefunctie Als resultaat van voorgaande analyse hebben we een voorwaarde gevonden waaraan de Ax; moeten voldoen. Deze voorwaarde definieert een verzame ling van oplossingen (Ax,, Ax2, Ax3), die we in dit geval een oplossingsruimte zullen noemen. Op te merken valt, dat de door de voorwaarde gedefini eerde oplossingen niet zonder meer kunnen door gaan als oplossingen voor het oorspronkelijke pro bleem, omdat daar gevraagd werd naar een tweetal afstanden en we nu hoogstens een aantal correcties aan hoeken vinden, waarop nog een aantal bewer kingen moet worden toegepast. Over de oplossingsruimte valt o.a. op te merken dat zij continu en in principe onbegrensd is. Er is buiten genoemde voorwaarde geen enkele logisch dwingend uit de probleemstelling volgende be grenzing voor de variabelen Ax; afzonderlijk of in combinatie. Elke correctie kan zich bewegen tussen co en co, mits maar voldaan wordt aan de voor waarde. In afb. 1 (zie bijlage*) is een aantal oplossingen af gebeeld als punten van het vlak Axj +Ax2+Ax3 11Om technische redenen is dit vlak in de tekening afgekapt; in feite echter zet de oplossingsruimte zich buiten de snijlijnen gewoon voort. Omdat we nog geen voorkeur hebben uitgesproken voor één van de oplossingen zijn ze alle even groot afgebeeld. We willen de beste oplossing kiezen. Daarvoor zullen we een of ander criterium moeten aanleggen dat samenhangt met een meer algemene doel stelling, nl. die voor het oorspronkelijke probleem. Ook het criterium is een model van de oorspronke lijke doeleinden en met name de daaraan verbonden waarde-oordelen, en moet via een redenering als in het voorgaande hoofdstuk uit de oorspronkelijke doelstelling worden afgeleid. Ik doe dat nu niet, maar stap meteen over op de behandeling van rekenmodellen waarmee een optimale keuze kan worden gedaan in de oplossingsruimte. Als excuus mag gelden, dat het formuleren van doeleinden in veel gevallen moeilijker is dan het aangeven van op lossingen. Voor het gestelde probleem is het aannemelijk dat de waarde-oordelen die we kunnen uitspreken over de verschillende oplossingen continu, zon der sprongen, verlopen. Als van twee nabijgelegen oplossingen te zeggen is dat de ene „beter" is dan de ander, dan zal voor vrijwel ieder mens dit sub jectieve verschil kleiner worden naarmate de op lossingen elkaar naderen. Als model voor deze waarde-oordelen kiezen we nu de uitkomsten van een continue waardefunctie F (vaak ook doelstel lingsfunctie genoemd) met Ax, als variabelen. In de bijlage onderscheid ik twee soorten voorwaarden, verbindende en begrenzende, kortweg verbanden en be grenzingen genoemd. De eerste geven een afhankelijkheid van de variabelen onderling aan, de tweede bepalen de speelruimte van de variabelen afzonderlijk of in combinatie. Een verband leidt tot dimensie-verlies: de drie variabelen Xj worden in een ovee-dimensionale oplossingsruimte op gesloten. ngt 73 3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1973 | | pagina 5